Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde].
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen een opdrachtgever, aangeduid als [appellant], en een opdrachtnemer, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak betreft een opdrachtovereenkomst voor beveiligingswerkzaamheden die in 2015 door [geïntimeerde] zijn uitgevoerd in opdracht van [appellant]. [geïntimeerde] vordert betaling van openstaande facturen, terwijl [appellant] betwist dat hij nog iets aan [geïntimeerde] verschuldigd is. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [geïntimeerde] recht heeft op betaling van de openstaande facturen, maar [appellant] is in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis.
De procedure in hoger beroep omvatte verschillende processtukken, waaronder de appeldagvaarding en de memorie van grieven. [appellant] heeft zes grieven ingediend, waarbij hij onder andere aanvoert dat [geïntimeerde] zich als een slecht opdrachtnemer heeft gedragen en dat hij geen recht heeft op betaling. Het hof heeft de grieven thematisch besproken en geconcludeerd dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de vordering van [geïntimeerde] voldoende bepaalbaar is en dat er geen sprake is van rechtsverwerking.
Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] recht heeft op betaling van de openstaande facturen en dat [appellant] zijn stellingen niet deugdelijk heeft onderbouwd. De slotsom is dat het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigt en [appellant] veroordeelt in de kosten van het hoger beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 september 2021.