ECLI:NL:GHARL:2021:8872

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
200.295.505/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvullende dwangsom in hoger beroep met betrekking tot verstrekking van salarisspecificaties

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in kort geding. [appellante] was in dienst als leerling eerste autotechnicus bij V.o.f. Autobedrijf [geïntimeerde1] en heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof de beslissing over de hoogte van de dwangsom, die was gesteld op de aan haar te verstrekken salarisspecificaties, zou vernietigen en een hogere dwangsom zou toewijzen. De kantonrechter had [geïntimeerden] c.s. veroordeeld tot het verstrekken van salarisspecificaties en een eindspecificatie, maar de opgelegde dwangsom was lager dan door [appellante] gevraagd. Het hof oordeelt dat [appellante] ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij heeft onderbouwd dat de opgegeven loonsom aan de Belastingdienst hoger is dan het door haar ontvangen bedrag. Het hof stelt vast dat er voldoende spoedeisend belang is bij de gevorderde voorziening, aangezien de salarisspecificaties essentieel zijn voor [appellante] om haar loon te controleren en voor belastingaangifte. Het hof kan de dwangsom niet met terugwerkende kracht verhogen, maar kan wel een hogere dwangsom voor de toekomst opleggen. Het hof besluit de aanvullende dwangsom te matigen tot € 200,- per dag tot een maximum van € 4.000,-, rekening houdend met de al verbeurde dwangsommen. De kosten van het hoger beroep worden toegewezen aan [appellante].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.295.505/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, 9027233)
arrest in kort geding van 21 september 2021
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. L. Stolk-Hogeterp,
tegen

1.V.o.f. Autobedrijf [geïntimeerde1] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: het autobedrijf,
en haar vennoten:
2. [geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3],
die wonen in [woonplaats2] , en
4. [geïntimeerde4],
die woont in [woonplaats3] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna samen: [geïntimeerden] c.s.,
in hoger beroep niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor het verloop van de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van het verstekvonnis in kort geding van 29 april 2021, gewezen door de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.
1.2
[appellante] is bij dagvaarding van 26 mei 2021 in hoger beroep gekomen van het eindvonnis. Tegen [geïntimeerden] c.s. is verstek verleend. [appellante] heeft een memorie van grieven genomen. Vervolgens heeft zij de stukken overgelegd voor uitspraak en heeft het hof arrest bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
[appellante] is van 7 september 2020 tot haar ontslag per e-mail van
8 november 2020 als leerling eerste autotechnicus in dienst geweest bij het autobedrijf. Pas na dagvaarding in kort geding heeft het autobedrijf het achterstallige salaris met bijkomende vergoedingen betaald. De kantonrechter heeft, na vermeerdering en vermindering van eis door [appellante] , [geïntimeerden] c.s. veroordeeld tot het verstrekken van salarisspecificaties en een eindspecificatie aan [appellante] en het doen van een correcte jaaropgave aan de Belastingdienst. Op beide veroordelingen is een lagere dwangsom en een lager maximum gesteld dan de door [appellante] gevraagde omvang. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2
Volgens [appellante] heeft zij nog steeds de salarisspecificaties en eindspecificatie niet ontvangen, hoewel de daarop gestelde dwangsom is verbeurd en het door de kantonrechter bepaalde maximum van € 2.000,- ook is geïnd.
Zij vordert dat het hof de beslissing over de hoogte van de dwangsom, die is gesteld op de aan haar te verstrekken specificaties, vernietigt en in hoger beroep alsnog een dwangsom toewijst van € 500,- per dag tot een maximum van € 15.000,- met veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de proceskosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

3.Het oordeel van het hof

ontvankelijkheid in hoger beroep
3.1
Niet ieder geschil over loonstrookjes geeft toegang tot de rechter in hoger beroep, gelet op de appelgrens die is genoemd in artikel 332 lid 1 Rv. In dit geval heeft [appellante] echter onderbouwd gesteld dat [geïntimeerden] c.s. aan de Belastingdienst een veel hoger loon heeft opgegeven dan het door haar ontvangen bedrag, rekening houdend met brutering. Zonder loonstrookjes is niet evident dat de hoofdveroordeling tot afgifte van die loonstrookjes een waarde vertegenwoordigt die onder de appelgrens ligt. Daarom is [appellante] in haar vordering ontvankelijk.
voldoende spoedeisend belang
3.2
Het hof moet ook ambtshalve beoordelen of [appellante] in hoger beroep nog voldoende spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening. Dat is het geval. De bedoeling van het wettelijk verplichte loonstrookje is immers dat een werknemer kan controleren of hij voldoende loon ontvangt, waarvoor bepaalde bedragen strekken en welke inhoudingen zijn verricht. Die informatie heeft de werknemer bijvoorbeeld ook nodig voor zijn eigen belastingaangifte of bij het eventueel aanvragen van een uitkering.
De lagere dwangsom is niet voldoende gebleken om [geïntimeerden] c.s. te prikkelen tot nakoming van hun verplichting de specificaties aan [appellante] te verstrekken. [appellante] heeft daarom voldoende spoedeisend belang bij een hogere dwangsom.
vordering tot oplegging van hogere dwangsom voor de toekomst toewijsbaar
3.3
In deze zaak staat de hoofdveroordeling om de gevorderde loonspecificaties aan [appellante] te verstrekken niet ter discussie. Het hof kan echter niet, anders dan uit de vordering van [appellante] lijkt te volgen, de aan die hoofdveroordeling verbonden dwangsom met terugwerkende kracht verhogen. [geïntimeerden] c.s. kunnen hun nalatigheid in het verleden ook niet met terugwerkende kracht herstellen. Het hof kan wel met ingang van een toekomstige datum de per dag te verbeuren dwangsom en/of het daaraan gestelde maximum verhogen. Het hof begrijpt, gelet op de grief en de toelichting erop, ook dat [appellante] niet heeft bedoeld dat de dwangsombeslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd indien dat tot gevolg heeft dat reeds verbeurde dwangsommen terugbetaald moeten worden aan [geïntimeerden] c.s., maar dat zij met een aanvullende dwangsom wil bereiken dat [geïntimeerden] c.s. alsnog gaan voldoen aan de hoofdveroordeling.
3.4
In die vorm is de gevorderde aanvullende beslissing toewijsbaar, want gelet op de tot nu toe weigerachtige houding van [geïntimeerden] c.s. om aan hun verplichtingen als werkgever te voldoen, zelfs na de beslissing van de kantonrechter, is een forsere prikkel tot nakoming kennelijk noodzakelijk.
Het hof vindt het door [appellante] gevorderde maximum aan dwangsommen van in totaal € 15.000,- (waarvan al € 2.000,- is geïnd) te fors als dat wordt afgezet tegen de omvang van het salaris en de eindafrekening waarop de specificaties zien. Daarom matigt het hof de aanvullende dwangsom tot € 200,- per dag tot een maximum van nog eens € 2.000,-. Als [geïntimeerden] c.s. niet tijdig de loonstrookjes afgeven, verbeuren zij dus in totaal maximaal
€ 4.000,- aan dwangsommen, waarvan al € 2.000,- is geïnd.
de slotsom
3.5
De slotsom is dat de grief van [appellante] in zoverre slaagt dat de beslissing van de kantonrechter moet worden aangevuld zoals hierna in het dictum wordt bepaald.
[geïntimeerden] c.s. worden als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [appellante] . Gelet op de overgelegde dagvaarding bedragen de kosten daarvan € 110,36. Het in rekening gebrachte griffierecht is € 338,- en het salaris van de advocaat is volgens liquidatietarief € 787,- (1 punt, tarief I).

4.De beslissing in kort geding

Het hof beslist in hoger beroep als volgt:
vult het vonnis in kort geding van de kantonrechter van 29 april 2021, waarin is beslist:
“veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk, zodat indien de één aan de veroordeling voldoet de anderen
daarvan vrijgesteld zijn:
-tot het verstrekken van de salarisspecificaties over de maanden september 2020 tot
en met november 2020 en een eindspecificatie, op straffe van een dwangsom van
€ 100.00 per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 2.000.00 indien
[geïntimeerden] daarmee na zeven dagen na betekening van het vonnis ingebreke blijft;”
aldus aan:
en, indien dit maximum is bereikt en [geïntimeerden] c.s. na zeven dagen na betekening van dit arrest met de verstrekking aan [appellante] in gebreke blijven, op straffe van een aanvullende dwangsom van € 200,- per dag of gedeelte daarvan tot in totaal, rekening houdend met de al verbeurde € 2.000,-, een maximum van € 4.000,- aan dwangsom is verbeurd;
veroordeelt [geïntimeerden] c.s. in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [appellante] bepaald op € 110,36 voor kosten exploot, € 338,- voor griffierecht en € 787,- voor salaris van de advocaat;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E.L. Fikkers, J.H. Kuiper en W.P.M. ter Berg en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 21 september 2021.