ECLI:NL:GHARL:2021:8998
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in hoger beroep na intrekking
In deze zaak heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, uitgesproken op 5 juni 2018. Het hoger beroep werd behandeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 14 september 2021 uitspraak deed. Tijdens de zittingen op 10 september 2020 en 14 september 2021 is het hof tot de conclusie gekomen dat de officier van justitie het hoger beroep niet wenst te handhaven. Dit bleek uit een akte van intrekking van het hoger beroep, gedateerd 13 juli 2021. De officier van justitie had geen belang meer bij de behandeling van het hoger beroep, aangezien het onderzoek al was aangevangen en de verdachte zelf geen hoger beroep had ingesteld. Het hof oordeelde dat er geen rechtens te respecteren belang was dat een nader onderzoek in hoger beroep rechtvaardigde. Daarom werd de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof, onder leiding van voorzitter mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, en in aanwezigheid van de andere raadsheren en de griffier.