ECLI:NL:GHARL:2021:9047

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
21-001274-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opslag van professioneel vuurwerk in woning met veroordeling tot geldboete en voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1978 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,- en 20 dagen hechtenis wegens de opslag van professioneel vuurwerk in zijn woning op 9 november 2017. De officier van justitie stelde hoger beroep in, waarbij hij een taakstraf van 90 uren eiste, subsidiair 45 dagen hechtenis. Het hof heeft de zaak onderzocht tijdens zittingen op 3 februari en 7 september 2021, en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. F.H. Kappelhof.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk professioneel vuurwerk heeft opgeslagen, wat in strijd is met het Vuurwerkbesluit en de Wet milieubeheer. De verdachte heeft verklaard dat hij zich niet bewust was van de juridische gevolgen van zijn handelen en heeft sindsdien geen vuurwerk meer aangeraakt. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en een nieuwe straf opgelegd, bestaande uit een geldboete van € 1.000,- en een voorwaardelijke taakstraf van 90 uren, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft ook vastgesteld dat er sprake was van vertraging in de vervolging, maar dit leidde niet tot een vermindering van de straf. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn justitiële documentatie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001274-19
Uitspraak d.d.: 21 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2019 met parketnummer 84-018507-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 februari 2021 en 7 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. F.H. Kappelhof, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De economische politierechter heeft verdachte ter zake van overtreding van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 november 2017 te [plaats] , althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten 35, althans een of meer stuks, shells (6, althans een of meer stuks, Half red half green Peony, en/of
7, althans een of meer stuks, Gluttering coco tree, en/of 2, althans een, DS03 FD3069 Coco Pishi color chrys, en/of 5, althans een of meer stuks, Chrysanthemum w/coco core, en/of
3, althans een of meer stuks DS03 FD3052 red wave to green, en/of 3, althans een of meer stuks, DS03 FD3049 half red half yellow, en/ of 2, althans een, DS03 FD3070 golden wave to color Liuyang Dingten, en/of 3, althans een of meer stuks, DS03 FD3053 Yellow wave Triplex, en/of 4, althans een of meer stuks, DS03 FD 3072 red green and blue peony Triplex), heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2017 te [plaats] , opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten 35 shells, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In de woning van verdachte in een woonwijk in [plaats] lag op 9 november 2017 een hoeveelheid professioneel vuurwerk op de zolder opgeslagen. Deze woning werd bewoond door verdachte, zijn echtgenote en hun twee kinderen. Daarnaast ving zijn echtgenote als gastouder ook kinderen op in de woning. Verdachte heeft door aldus te handelen onverantwoorde risico's genomen. Verdachte heeft niet alleen zichzelf maar ook andere personen en goederen in gevaar gebracht.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij er destijds niet bij stilstond dat hij voor een dergelijk feit gedagvaard zou kunnen worden, daarvan flink is geschrokken en dat hij er in die zin van geleerd heeft dat hij sindsdien geen vuurwerk meer heeft aangeraakt.
De advocaat-generaal heeft, gelet op de hoeveelheid, de plek waar het vuurwerk werd bewaard en het gevaar dat daardoor is ontstaan, oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 90 uren gevorderd.
Van de zijde van verdachte is aangevoerd dat hij werkzaam is als [baan] en daarbij de hele week van huis is, waardoor het verrichten van een taakstraf wordt bemoeilijkt. De raadsman heeft daarom oplegging van een geldboete bepleit.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juni 2021, waaruit is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk tot een straf of maatregel is veroordeeld.
Gezien de ernst van het feit is in beginsel een onvoorwaardelijke taakstraf, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, passend. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn justitiële documentatie redenen om hiervan af te wijken. Het hof zal daarom aan verdachte een geldboete van € 1.000,- subsidiair 20 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren, opleggen.
In de procedure in hoger beroep is sprake van vertraging in de vervolging in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De als redelijk geachte termijn van 2 jaren is met ongeveer 9 maanden overschreden. Deze vertraging leidt evenwel niet tot vermindering van straf, nu het hof een geheel voorwaardelijke taakstraf in plaats van een onvoorwaardelijke taakstraf zal opleggen. Het hof is van oordeel dat daarom kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op art. 6, eerste lid, EVRM.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 21 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.