ECLI:NL:GHARL:2021:9277

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
200.287.501/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de wenselijkheid van een helend gesprek tussen een vader en zijn minderjarige zoon na ontzegging van omgang

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2021 een tussenbeschikking uitgesproken in een hoger beroep inzake het ouderlijk gezag en de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige zoon. De vader, die in hoger beroep is gegaan, heeft verzocht om het ouderlijk gezag te herzien en om omgang met zijn zoon, die sinds begin 2019 geen contact meer met hem heeft. De moeder, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, heeft verweer gevoerd en de rechtbank heeft eerder de verzoeken van de moeder toegewezen. Het hof heeft de zaak aangehouden om te onderzoeken of een 'helend' gesprek tussen de vader en de zoon wenselijk is, ondanks de bezwaren van de zoon tegen omgang met zijn vader. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, maar het hof heeft besloten om verder onderzoek te laten verrichten naar de situatie van de zoon en de mogelijkheid van een gesprek. De vader heeft aangegeven dat hij altijd in het belang van zijn zoon heeft gehandeld en dat hij een vertekend beeld van hem heeft door de moeder. De moeder staat open voor een gesprek, mits dit onder begeleiding van een professional gebeurt. Het hof heeft de beslissing over het recht op omgang aanhouden en de raad verzocht om uiterlijk 30 december 2021 te rapporteren over de voortgang van het onderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.287.501/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 191571en 191733)
beschikking van 30 september 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.A.M. Staal-Olislaegers te Winschoten.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende op een geheim te houden adres,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Helmantel te Hoogezand-Sappemeer.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming
regio Noord-Nederland, locatie Leeuwarden,
verder te noemen: de raad.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 25 juni 2019 en van 22 september 2020, welke laatste is hersteld bij beschikking van 17 november 2020 (hierna: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 21 december 2020;
- een journaalbericht namens de moeder van 22 februari 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 16 maart 2021 met bijlage(n).
2.2
Het hof heeft op 2 september 2021 buiten aanwezigheid van zijn ouders met [de minderjarige] gesproken via een beeldbel-verbinding.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 6 september 2021 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is [naam1] verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad en samengewoond. Zij zijn de ouders van:
- [de meerderjarige] , geboren [in] 2003 en
- [de minderjarige] (roepnaam [de minderjarige] ), geboren [in] 2006. De vader heeft de kinderen erkend. De vader en de moeder oefenden gezamenlijk het ouderlijk gezag uit.
Na het verbreken van de relatie zijn de kinderen bij de moeder gaan wonen. Het contact tussen de vader en de kinderen is vanaf begin 2019 verbroken.
3.2
Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de moeder toegewezen en is de moeder alleen belast met het ouderlijk gezag en is de vader het recht op omgang met de kinderen ontzegd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen de ouders is in geschil het ouderlijk gezag en de zorg-/omgangsregeling tussen de vader en de kinderen.
4.2
De vader is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
22 september 2020, en zoals hersteld op 17 november 2020. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen, met veroordeling van de moeder in de kosten van beide procedures.
4.3
De vader heeft ter zitting aangegeven dat zijn verzoeken zich niet (meer) richten op [de meerderjarige] , nu zij [in] 2021 meerderjarig is geworden.
4.4
De moeder heeft ter zitting verweer gevoerd. Zij verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Ouderlijk gezag
5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk ouderlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De vader stelt dat hij altijd aan alle beslissingen omtrent [de minderjarige] heeft meegewerkt, ook in de periode dat er geen contact is geweest met [de minderjarige] , en dat hij altijd zal handelen in het belang van [de minderjarige] . Er is dan ook geen sprake van een situatie waarin [de minderjarige] klem en verloren zal raken als het gezamenlijk ouderlijk gezag wordt voortgezet. Zeker als de moeder de vader regelmatig informeert over [de minderjarige] , is de vader in staat om samen met de moeder beslissingen over [de minderjarige] te nemen, ook als er geen contact is tussen hem en [de minderjarige] .
5.3
De moeder voert aan dat er te veel is gebeurd in het verleden om het gezamenlijk ouderlijk gezag met de vader te blijven uitoefenen. Communicatie tussen de vader en de moeder is niet mogelijk en er vindt geen omgang plaats tussen de vader en [de minderjarige] . De vader is daardoor onvoldoende in staat om beslissingen over [de minderjarige] te nemen. Mede gelet op de leeftijd van [de minderjarige] ziet de moeder geen mogelijkheden voor voortzetting van het gezamenlijk ouderlijk gezag.
5.4
De raad ziet in de huidige situatie geen mogelijkheden voor het uitoefenen van gezamenlijk ouderlijk gezag. De raad adviseert de bestreden beschikking op dit onderdeel te bekrachtigen.
5.5
Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank en het advies van de raad in deze. Het hof neemt het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het ouderlijk gezag over [de minderjarige] hier over en voegt het volgende toe. Er vindt al langere tijd geen enkele vorm van communicatie plaats tussen de vader en moeder en er is in het geheel geen zicht op verbetering op dit punt. De vader en de moeder staan al tweeëneenhalf jaar lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om de gebeurtenissen op 2 januari 2019 en van enig begrip voor of vertrouwen in de ander is geen sprake. Daar komt bij dat de vader op
2 januari 2019 de grenzen van [de minderjarige] in grove mate heeft overschreden door hem fors te mishandelen en [de minderjarige] sinds dat moment geen contact met de vader meer wil.
Ondanks dat er sinds die gebeurtenis geen omgang plaatsvindt is er geen rust voor [de minderjarige] ontstaan, omdat hij op onverwachte momenten geconfronteerd wordt met zijn vader. Van enige zelfreflectie aan de zijde van de vader lijkt hierbij geen sprake te zijn, hetgeen de situatie ook geen goed doet. Bij het hof heeft [de minderjarige] aangegeven dat hij het eens is met de beslissing dat de moeder alleen het ouderlijk gezag over hem uitoefent.
In deze omstandigheden is het hof van oordeel dat niet alleen aannemelijk is geworden dat sprake is van een klem en verloren situatie maar ook dat de wijziging van het gezag in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. Het hof zal de beschikking van de rechtbank op dit onderdeel en onder aanvulling van de motivering dan ook bekrachtigen.
Omgang
5.6
De rechter kan de niet met het gezag belaste ouder het recht op omgang met het kind ontzeggen indien, zoals hier is gebeurd, omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige] maar ook indien een kind dat twaalf jaar of ouders is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken.
5.7
De vader stelt dat de rechtbank niet zonder meer voorbij had mogen gaan aan het over hem opgemaakte rapport van deskundige [naam2] , psychiater. Als de rechtbank de deskundigenrapportage in haar beslissing had meegewogen, had de rechtbank niet tot de gegeven beslissing kunnen komen. De vader is er van overtuigd dat het beeld dat [de minderjarige] van hem heeft een gevolg is van wat de moeder over hem vertelt. Door het ontbreken van contact met zijn vader wordt [de minderjarige] niet in staat gesteld een eigen beeld van zijn vader te vormen. De vader meent dat er gewerkt moet worden aan een contactherstel zodat hij het vertekende beeld dat [de minderjarige] van hem heeft kan corrigeren, te beginnen met een gesprek tussen de vader en [de minderjarige] . De vader acht dit van groot belang voor de verdere ontwikkeling van [de minderjarige] .
5.8
De moeder voert aan dat zij er niet afwijzend tegenover staat om te onderzoeken of er een mogelijkheid bestaat om een gesprek tussen [de minderjarige] en zijn vader onder begeleiding van een professionele derde mogelijk te maken. Deze optie is ook bij de rechtbank besproken, maar de hulpverlening van [naam3] daartoe is niet van de grond gekomen. Als een instantie als [naam3] meent dat een dergelijk gesprek in het belang van [de minderjarige] is, dan staat de moeder daar voor open.
5.9
De raad heeft ter zitting aangegeven zorgen over de situatie rond [de minderjarige] te hebben. De raad constateert dat er vanuit [naam4] de nodige hulpverlening rond [de minderjarige] is ingezet, gericht op zijn trauma. Wat uit de verslaglegging daarvan niet duidelijk is geworden, is in hoeverre onderzocht is of het in het belang van [de minderjarige] is om een gesprek met zijn vader aan te gaan. Door het contactherstel op dit moment niet te forceren, wordt [de minderjarige] weliswaar rust geboden, maar zal het (negatieve) beeld dat hij van zijn vader heeft niet veranderen. De raad gunt het [de minderjarige] om weer ruimte te voelen voor contact met zijn vader. De raad heeft ter zitting aangeboden onderzoek te verrichten, waarbij de ingezette hulpverlening vanuit [naam4] nader bekeken kan worden en onderzocht kan worden of er bewust voor is gekozen om nog niet in te zetten op een gesprek tussen [de minderjarige] en zijn vader. Op basis van die informatie kan de raad het hof nader adviseren over de wenselijkheid van een gesprek tussen [de minderjarige] en zijn vader. Belangrijk bij een mogelijk gesprek is wel dat de vader erkent dat hij op 2 januari 2019 [de minderjarige] heeft mishandeld en dat hiervoor geen rechtvaardiging is. [de minderjarige] heeft grote angsten uitgestaan die dag en die gevoelens zal de vader moeten erkennen, aldus de raad.
5.1
Het hof ziet aanleiding om het oordeel over de vraag of de vader het recht op omgang met [de minderjarige] moet worden ontzegd, aan te houden. Los van de vraag in welke mate de rapportage van de deskundige meegewogen moet worden, vindt het hof de mening van [de minderjarige] zwaarwegend. [de minderjarige] heeft in het kindgesprek desgevraagd in duidelijke bewoordingen aangegeven niet open te staan voor omgang met zijn vader. Hij heeft omschreven hoe groot de impact op hem is als hij zijn vader op onverwachte momenten tegenkomt. Vast staat dan ook dat [de minderjarige] van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn vader heeft doen blijken. Gelet daarop, alsmede gelet op de nu aanwezige overige informatie in het dossier zijn de gronden aanwezig om de vader het recht op omgang met [de minderjarige] te ontzeggen. Echter, rekening houdend met de op het hof rustende verplichting om zich zoveel mogelijk in te spannen om het recht op ‘family life’ tussen ouders en hun kinderen mogelijk te maken acht het hof, evenals de raad, het in het belang van [de minderjarige] om een (kort aanvullend) onderzoek te gelasten gericht op (enkel) de vraag of een gesprek tussen de vader en [de minderjarige] in het belang van [de minderjarige] moet worden geacht. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen naar het verloop van de behandeling van [de minderjarige] bij [naam4] en in het bijzonder na te gaan of de wenselijkheid van een “helend” gesprek tussen de vader en [de minderjarige] in die behandeling aan de orde is gekomen, en zo nee, of de raad vindt dat een dergelijk gesprek in het belang van [de minderjarige] moet worden geacht.
5.11
De raad zal worden verzocht om over het verloop van een en ander verslag uit te brengen. Het hof verzoekt de raad uiterlijk 30 december 2021 te rapporteren. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om kort schriftelijk (maximaal twee A4'tjes zonder producties) hun reactie op de inhoud van het rapport van de raad te geven, waarna het hof de zaak op de stukken zal afdoen, tenzij door het hof een nadere mondelinge behandeling gewenst wordt.
Proceskosten
5.12
De vader heeft verzocht om de moeder te veroordelen in de kosten van beide instanties. Gelet op de aard van het geschil zal het hof dit verzoek van de vader afwijzen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de beslissing omtrent het ouderlijk gezag bekrachtigen en de bestreden beschikking voor zover het het recht op omgang tussen de vader en [de minderjarige] betreft, aanhouden.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van
22 september 2020, hersteld bij beschikking van 17 november 2020, voor zover daarbij is beslist dat de moeder voortaan alleen het ouderlijk gezag toekomt over [de minderjarige] , geboren [in] 2006 te [plaats1] , thans gemeente [gemeente] ;
wijst het verzoek van de vader om de moeder te veroordelen in de kosten van beide instanties af;
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen als hiervoor onder 5.10 en 5.11 omschreven en het hof daaromtrent uiterlijk 30 december 2021 te rapporteren, althans schriftelijk bericht te verstrekken over de voortgang van het onderzoek;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van het rapport van de raad aan partijen zal toezenden;
bepaalt dat partijen tot uiterlijk twee weken na toezending van het rapport van de raad kunnen reageren (maximaal twee A4'tjes en zonder producties), waarna de zaak verder op de stukken zal worden afgedaan, tenzij het hof anders beslist;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, M.P. den Hollander en J.L. Roubos, bijgestaan door mr. M. Oevering als griffier, en is op 30 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.