In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van belanghebbende, die een Porsche Macan had aangeschaft, verminderd van € 1.701 naar € 147. De inspecteur had de naheffingsaanslag opgelegd op basis van een taxatie die rekening hield met een schadeverleden van de auto. Belanghebbende had bij de aangifte een taxatierapport overgelegd waarin een handelsinkoopwaarde van de auto zonder schade was vastgesteld op € 49.425, verminderd met een schadebedrag van € 40.925. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur ten onrechte geen rekening had gehouden met de status van de auto als 'ex-schade-auto' en dat er een extra waardevermindering van € 10.000 in aanmerking moest worden genomen. De inspecteur ging in hoger beroep en betwistte deze beslissing, waarbij hij stelde dat de rechtbank de handelsinkoopwaarde ten onrechte had vastgesteld.
Tijdens de zitting in hoger beroep werd de zaak uitvoerig besproken. Het hof oordeelde dat de rechtbank de handelsinkoopwaarde van de auto niet onterecht had vastgesteld, maar dat de extra waardevermindering van € 10.000 niet voldoende was onderbouwd door belanghebbende. Het hof concludeerde dat de naheffingsaanslag moest worden verminderd tot € 396, rekening houdend met de waardevermindering door schade en de extra leeftijdskorting. De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd, maar de proceskosten werden toegewezen aan belanghebbende.