Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om afstammingskwesties met internationale aspecten, waarbij deels Somalisch recht en deels Nederlands recht van toepassing zijn. De verzoekster, een vrouw van Somalische afkomst, heeft in hoger beroep de rechtbank Noord-Nederland verzocht om vaststelling van het vaderschap van haar kinderen, geboren uit een relatie met [naam1], en om ontkenning van het vaderschap van [de man], met wie zij traditioneel gehuwd was. De vrouw en [de man] zijn het erover eens dat zij op 8 mei 2003 in Somalië zijn gehuwd, maar dat dit huwelijk in 2009 is ontbonden door verstoting. De vrouw heeft sindsdien geen contact meer gehad met [de man]. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen, geboren in 2015 en 2016, niet in familierechtelijke betrekking staan tot [de man], omdat er geen contact is geweest tussen de vrouw en [de man] gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de geboorte van de kinderen. Het hof heeft ook geoordeeld dat het huwelijk tussen de vrouw en [de man] naar Somalisch recht als rechtsgeldig moet worden aangemerkt, maar dat dit huwelijk in Nederland niet leidt tot een familierechtelijke betrekking tussen [de man] en de kinderen. Het hof heeft het verzoek van de vrouw om het vaderschap van [naam1] ten aanzien van de jongste dochter te erkennen toegewezen, terwijl het verzoek voor de oudste dochter is afgewezen. De bijzondere curator heeft verzocht om vervangende toestemming tot erkenning van de kinderen door [naam1], wat door het hof is toegewezen voor de jongste dochter, maar niet voor de oudste dochter, omdat [naam1] niet de biologische vader is van de oudste dochter. De beslissing van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en bevestigt de juridische status van de betrokken partijen.