ECLI:NL:GHARL:2021:9586

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
21-001704-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het besturen van een auto met een ongeldig verklaard rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1977 en woonachtig te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 mei 2020 te [plaats] een motorrijtuig bestuurde, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte was eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke overtredingen, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen. De advocaat-generaal had een taakstraf van 24 uren gevorderd, te vervangen door 12 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht.

Na het horen van de verdachte en zijn raadsman, heeft het hof besloten om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 24 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar ook de noodzaak om de verkeersveiligheid te waarborgen. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001704-21
Uitspraak d.d.: 5 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 6 april 2021 met parketnummer 96-288901-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 24 uren, te vervangen door 12 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. C.J. Nierop, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van – kort gezegd – het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen en omdat het tot een andere strafoplegging komt, vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2020 te [plaats] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [adres] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 mei 2020 te [plaats] terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
was afgegeven, op de weg, [adres] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft een auto bestuurd ondanks dat hij daartoe op dat moment niet bevoegd was, omdat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard door het CBR. Dergelijke beslissingen van het CBR hebben tot doel de verkeersveiligheid te bevorderen. De verdachte, die van de ongeldigverklaring op de hoogte was, heeft zich hier niets van aangetrokken.
Het hof heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 augustus 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde al eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder andere voor het overtreden van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet. Die veroordelingen hebben de verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken. De verdachte en zijn raadsman hebben ter zitting van het hof verzocht om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, met name met het oog op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en in plaats daarvan te volstaan met oplegging van een taakstraf zoals door de advocaat-generaal gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende en in onderling verband en samenhang bezien, oplegging van een taakstraf van 24 uren te vervangen door 12 dagen hechtenis een passende bestraffing.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 5 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.