ECLI:NL:GHARL:2022:10013

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
200.312.573
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en informatieplicht tussen ouders van minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin hem het recht op omgang met zijn minderjarige kind werd ontzegd voor de duur van drie jaren. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.R. Klaver, verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en om een omgangsregeling vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.E. Kikkert, verzet zich tegen de verzoeken van de vader en vraagt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.

De mondelinge behandeling vond plaats op 18 oktober 2022, waarbij beide ouders aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder alleen belast is met het gezag over de minderjarige en dat de vader de Nederlandse nationaliteit heeft, terwijl de moeder en de minderjarige de Irakese nationaliteit bezitten. Het hof heeft eerder in 2020 een beschikking gegeven waarin de omgang tussen de vader en de minderjarige werd geregeld, maar deze omgang is sinds mei 2021 gestopt.

Het hof oordeelt dat er gewijzigde omstandigheden zijn die een herbeoordeling van de omgangsregeling rechtvaardigen. Het hof heeft besloten dat er een raadsonderzoek moet plaatsvinden om te bepalen welke omgangsregeling het meest in het belang van de minderjarige is. De moeder is verplicht om de vader elke twee maanden per e-mail te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de minderjarige. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot het rapport van de raad is ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.573
(zaaknummer rechtbank Gelderland 399309)
beschikking van 22 november 2022
inzake
[verzoeker],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.R. Klaver in [woonplaats1] ,
en
[verweerster],
woonplaats geheim,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.E. Kikkert in Enschede.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 29 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 juni 2022, en
- het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 oktober 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- de meerderjarige [de meerderjarige] , en
- [de minderjarige] , geboren [in] 2012 in [plaats1] .
De moeder is alleen belast met het gezag over [de minderjarige] . De moeder en [de minderjarige] hebben de Irakese nationaliteit. De vader heeft de Nederlandse nationaliteit.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 3 september 2018 is bepaald dat [de minderjarige] iedere week gedurende twee uur begeleide omgang heeft met de vader op een dag en tijdstip door [naam1] te bepalen, waarbij de begeleiding wordt uitgevoerd door [naam1] en de frequentie en de duur van de omgang worden bepaald door [naam1] . Daarnaast is bepaald dat de moeder eenmaal per twee maanden via e-mail de vader zal informeren over gewichtige aangelegenheden die de persoon of het vermogen van [de minderjarige] betreffen.
3.3
Bij beschikking van 25 februari 2020 heeft dit hof, locatie Arnhem, die beschikking van de rechtbank bekrachtigd en aanvullend bepaald dat:
de moeder met ingang van 25 mei 2020 niet meer aanwezig zal zijn bij de door [naam1] begeleide omgangsmomenten tussen de vader en [de minderjarige] ;
  • door [naam1] op basis van haar bevindingen en in overleg met de ouders wordt bepaald
  • wanneer en met hoeveel uren de begeleide omgang wordt uitgebreid, waarbij niet eerder dat na een uitbreiding in uren door [naam1] wordt bepaald of de omgang tussen de vader en [de minderjarige] onbegeleid kan plaatsvinden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Partijen zijn het niet eens over het recht op omgang van de vader met [de minderjarige] en de informatieregeling.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de vader het recht op omgang met [de minderjarige] ontzegd voor de duur van drie jaren en bepaald dat de informatieregeling van de moeder jegens de vader buiten toepassing blijft.
4.2
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de beschikking van dit hof van 25 februari 2020 wordt nagekomen, of te bepalen dat de vader van de moeder regelmatig informatie krijgt over [de minderjarige] , en - uitvoerbaar bij voorraad - te bepalen dat dat er één keer per week contact zal plaatsvinden tussen de vader en [de minderjarige] , zo nodig onder begeleiding door [naam1] , dan wel een andere instelling, met een opbouw naar een normale omgangsregeling van een weekend per veertien dagen, of een andere door het hof te bepalen omgangsregeling, kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof om de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoeken dan wel zijn verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

informatieplicht
5.1
Op grond van artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder die alleen met het gezag is belast,
gehouden de andere ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met
betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen, zo nodig door
tussenkomst van derden, over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder
kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
Op grond van het tweede lid van genoemd artikel kan de rechter, indien het belang van het
kind zulks vereist, zowel op het verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve
bepalen dat het eerste lid buiten toepassing blijft.
5.2
Op de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vader toegelicht dat hij verzoekt om informatie van de moeder over [de minderjarige] een keer per maand of een keer per twee maanden, waarbij de moeder de vader informeert over haar gezondheid, schoolprestaties, hobby’s en leuke dingen die zij doet. De moeder heeft zich ook steeds, zo lang de informatieplicht voor haar gold, aan haar informatieplicht gehouden. Op de mondelinge behandeling heeft de moeder verteld dat zij er geen bezwaar tegen heeft om informatie over [de minderjarige] naar de vader te sturen. Onder deze omstandigheden ziet het hof aanleiding te bepalen dat de moeder de vader een keer per twee maanden per e-mail zal informeren over belangrijke persoonlijke en/of geldkwesties met betrekking tot [de minderjarige] .
De grieven 2 en 3 slagen.
omgang
5.3
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.4
Nu sinds mei 2021 de begeleide omgangsmomenten bij [naam1] tussen de vader en [de minderjarige] zijn gestopt, is naar het oordeel van het hof sprake van gewijzigde omstandigheden die een hernieuwde beoordeling van de omgangsregeling rechtvaardigen.
5.5
De vader licht toe dat hij het contact met [de minderjarige] wil opbouwen en dat hij beseft dat dit een kwestie van tijd en geduld is. De moeder vindt dat de vader de kans gehad heeft om tot contactopbouw met [de minderjarige] te komen. Op de mondelinge behandeling heeft de moeder verteld dat zij omgang tussen de vader en [de minderjarige] niet in de weg staat, maar dat [de minderjarige] zelf geen omgang wil.
5.6
Het hof acht zich op grond van de nu beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen. Het hof acht een raadsonderzoek noodzakelijk. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de vraag welke omgangsregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is. Het hof zal de raad verzoeken om over het verloop van een en ander te rapporteren.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 29 maart 2022, voor zover daarin is bepaald dat de informatieregeling van de moeder jegens de vader buiten toepassing blijft en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt vast als informatieverplichting dat de moeder de vader een keer per twee maanden per
e-mail zal informeren over belangrijke persoonlijke en/of geldkwesties met betrekking tot [de minderjarige] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de raad een nader onderzoek in te stellen naar de vraag welke omgangsregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is en uiterlijk op 22 mei 2023 daarover te rapporteren;
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. H. Phaff;
bepaalt dat de raad zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen en de raad zullen worden opgeroepen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. . H. Phaff, E. de Boer en S. Kuijpers, leden, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 22 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.