ECLI:NL:GHARL:2022:10494

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
21-003745-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak na beroep op noodweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 2003, was in eerste aanleg vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en veroordeeld tot een werkstraf van veertig uren voor subsidiair tenlastegelegde mishandeling. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die deels was toegewezen. In hoger beroep heeft de verdachte het vonnis bestreden en een beroep gedaan op noodweer.

Tijdens de zitting op 29 november 2022 heeft het hof de zaak behandeld. De verdachte heeft verklaard dat hij zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de benadeelde partij, die de eerste klap uitdeelde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op het voetbalveld was en dat de situatie escaleerde toen de benadeelde partij zich boos gedroeg. Het hof oordeelde dat de gedragingen van de benadeelde partij als een wederrechtelijke aanranding konden worden gekwalificeerd, en dat de reactie van de verdachte proportioneel was.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het subsidiair bewezenverklaarde handelen. De uitspraak benadrukt het belang van de noodweerconstructie in het jeugdstrafrecht en de beoordeling van de proportionaliteit van de verdediging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003745-21
Uitspraak d.d.: 13 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 13 augustus 2021 met parketnummer 05-139235-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.L. Vermeer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en het beroep op noodweer is verworpen. Ten aanzien de subsidiair tenlastegelegde mishandeling is verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie. De vordering van benadeelde partij [benadeelde] is deels toegewezen tot een bedrag van € 619,--, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair
hij, op of omstreeks 24 april 2021 te Wageningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [benadeelde]
- (met kracht) bij de keel en/of nek heeft vast gepakt, en/of
- een of meermalen heeft geduwd en/of geslagen en/of gestompt en/of
- naar de grond heeft gewerkt en/of
- terwijl deze op de grond lag, een of meerdere malen, met geschoeide voet, op/tegen het hoofd heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair
hij op of omstreeks 24 april 2021 te Wageningen [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde]
- (met kracht) bij zijn keel en/of nek vast te pakken, en/of
- een of meermalen te duwen en/of te slaan en/of te stompen en/of
- naar de grond te werken en/of
- terwijl die [benadeelde] op de grond lag, een of meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Primair tenlastegelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken, zoals ook gevorderd door de advocaat-generaal en bepleit door de verdediging.
Subsidiair tenlastegelegde
Ter terechtzitting heeft de raadvrouw aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf, maar ook van de eerbaarheid van zijn familieleden. Verdachte stond te praten met een meisje, te weten getuige [getuige] . Aangever [benadeelde] zag dit waarop hij begon te schreeuwen, schelden en verdachte als eerste een klap gaf. Verdachte heeft geprobeerd weg te lopen maar toen dit niet lukte heeft verdachte aangever eenmaal teruggeslagen. Door die klap viel aangever op de grond. Verdachte mocht zich verdedigen en heeft dit op een proportionele manier gedaan. Verdachte is hierna weggegaan en heeft aangever niet meer aangeraakt. Hij ontkent aangever bij zijn nek te hebben gepakt en te hebben geschopt toen aangever op de grond lag.
Het hof stelt het volgende vast.
Op de middag van 24 april 2021 bevinden zowel aangever als verdachte zich samen met hun vriendengroep op het voetbalveld van de plaatselijke voetbalclub. Er heerste een goede sfeer. Na het voetballen is de vriendengroep naar het schoolplein van [school naam] gegaan . Verdachte heeft zich op enig moment met [getuige] afgezonderd van de groep en is naar de achterkant van het gebouw gegaan. Aangever heeft verklaard dat hij verliefd is op [getuige] en dat hij, toen hij vond dat ze te lang weg waren, stiekem is gaan kijken. Hoewel aangever heeft verklaard dat hij ze zag kussen, verklaren verdachte en [getuige] dat ze alleen dicht bij elkaar stonden. Aangever werd erg boos, stond te schelden, zocht de confrontatie met verdachte op en deelde de eerste klap uit. Hierop heeft verdachte aangever teruggeslagen. Hierdoor is aangever op de grond terecht gekomen.
Het hof is van oordeel dat op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangever bij zijn keel of nek heeft gepakt en tegen het hoofd heeft geschopt toen hij op de grond lag.
Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van aangever worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte. De daarop volgende handeling van verdachte, het geven van een klap, kan worden aangemerkt als een verdedigingshandeling. Het hof acht de door verdachte gegeven klap gezien de situatie proportioneel. Het hof honoreert het beroep op noodweer en zal verdachte vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.119,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 619,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. O.O. van der Lee en mr. J.H. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 13 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.H. van Dijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 13 december 2022.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. C. Dronkers, advocaat-generaal,
mr. H.E. Schoenmakers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.