ECLI:NL:GHARL:2022:10570

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
21-004273-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep inzake witwassen met bitcoins

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld voor gewoontewitwassen en kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 18 november 2022 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M. Berndsen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte bitcoins heeft gekocht en verkocht tegen een provisie van 3% en dat hij contant geld gebruikte voor deze transacties. De verdachte heeft in totaal € 278.742 aan bitcoins verhandeld, waarvan een groot deel contant werd opgenomen. Dit leidde tot een melding van ongebruikelijke transacties en een opsporingsonderzoek naar de verdachte.

Het hof heeft geconcludeerd dat er geen bewijs is dat de bitcoins of de girale overboekingen op de bankrekening van de verdachte afkomstig zijn van een misdrijf. De verdachte heeft geen informatie verstrekt die het onderzoek zou hebben belemmerd, en er zijn geen aanwijzingen dat de bitcoins verband houden met illegale activiteiten. Het hof heeft daarom het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof is gebaseerd op de afwezigheid van bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, zowel primair als subsidiair.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004273-20
Uitspraak d.d.: 2 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 5 november 2020 met parketnummer 08-996088-17 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr.
M. Berndsen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij vonnis van 5 november 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van gewoontewitwassen veroordeeld tot een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op tijdstippen in periode [pleegdatum] tot en met [pleegdatum] in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten -een aantal bitcoins en/of -geldbedragen van in totaal van ongeveer 278.742,00 euro, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp(en) was, of wie bovenomschreven voorwerp(en), voorhanden had, terwijl hij wist, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
subsidiair
hij op tijdstippen in periode [pleegdatum] tot en met [pleegdatum] in de gemeente [gemeente] en/of in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten -een aantal bitcoins en/of -geldbedragen van in totaal van ongeveer 278.742,00 euro, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp(en) was, of wie bovenomschreven voorwerp(en), voorhanden had, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair dan wel het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
Het hof kan op basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting vaststellen dat verdachte gedurende een periode van enkele maanden tegen een provisie van 3% van verschillende personen bitcoins heeft gekocht en verkocht. Hij betaalde de tegenwaarde van de bitcoins, - na aftrek van de provisie - met contant geld. Verdachte kwam via advertenties op de site [website] met de aanbieders van bitcoins in contact, hij vroeg niet naar persoonsgegevens van de verkopers, hij beschikte daar dus ook niet over, en de transacties vonden veelal plaats in openbare (horeca)gelegenheden. Verdachte heeft de door hem gekochte bitcoins weer omgewisseld naar giraal geld door gebruik te maken van bitcoinexchange Ltd-Kraken, gevestigd in de VS, waar hij de ingekochte bitcoins kon verkopen. De opbrengst van deze verkopen werd vervolgens gestort op de
[naam bank] -bankrekening van verdachte in Nederland tot in totaal een bedrag van € 278.742. Een groot deel van dit geld, een totaalbedrag van € 274.900, werd daarna contant door verdachte opgenomen. De overboekingen van geldbedragen vanaf de bitcoinexchange naar de bankrekening van verdachte en de daaropvolgende contante bankopnames van verdachte hebben geleid tot een melding ongebruikelijke transacties aan de Financial Intelligence Unit Nederland en een daaruit voorvloeiend opsporingsonderzoek naar verdachte met betrekking tot witwassen.
Het hof stelt voorts vast dat op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband gelegd kan worden tussen de door verdachte ontvangen bitcoins dan wel de girale overboekingen op zijn [naam bank] -bankrekening en een bepaald misdrijf.
Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf”, kan, als geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo’n verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs. (Vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352.)
Bij de beantwoording van de in deze zaak voorliggende bewijsvraag op grond van het hierboven genoemde stappenschema is allereerst van belang dat de handel in bitcoins en het gebruik van contant geld op zichzelf genomen niet illegaal zijn. Daarnaast is het zo dat de opsporingsinstanties van de door verdachte aangekochte bitcoins niet door raadpleging van de blockchain hebben onderzocht of er bijvoorbeeld een relatie was tussen de bitcoins en het Darknet, in welk geval een conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de bitcoins van misdrijf afkomstig zijn in beeld zou kunnen komen. Het dossier bevat ook geen andere concrete aanwijzingen dat van een dergelijke relatie sprake is.
Het hof merkt verder op dat verdachte een verklaring heeft afgelegd over hoe zijn handel in bitcoins in elkaar zat en dat niet is gebleken dat door het nalaten door verdachte van het verstrekken van informatie aan de opsporingsinstanties het doen van nader onderzoek (zoals nader onderzoek naar de blockchain) is belemmerd. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat het niet anders kan dan dat de door verdachte ontvangen bitcoins dan wel de girale overboekingen op zijn [naam bank] -bankrekening van misdrijf afkomstig zijn.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. J. Corthals en mr. R.J. Bokhorst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. Bektaş, griffier,
en op 2 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
[…]