ECLI:NL:GHARL:2022:10593

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
200.317.679/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor jeugdige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een jeugdige, aangeduid als [verzoekster]. De ouders van [verzoekster] oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. De kinderrechter had eerder een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, die door [verzoekster] in hoger beroep werd aangevochten. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het hof oordeelt dat de gesloten plaatsing noodzakelijk blijft voor de veiligheid en ontwikkeling van [verzoekster].

De feiten van de zaak tonen aan dat [verzoekster] in het verleden in gevaarlijke situaties is terechtgekomen door onveilige contacten met oudere mannen. Ondanks eerdere behandelingen in een open setting, heeft zij onvoldoende vooruitgang geboekt, wat leidde tot haar huidige gesloten plaatsing. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster] sinds haar plaatsing in de gesloten jeugdhulp positieve stappen heeft gezet en dat de behandeling haar helpt om te leren omgaan met de vrijheden die zij in de toekomst zal krijgen.

Het hof benadrukt dat de machtiging gesloten jeugdhulp niet in de weg staat aan het verkrijgen van meer vrijheden, mits de behandelaren van mening zijn dat [verzoekster] hieraan toe is. De beslissing van het hof is ingegeven door de noodzaak om de veiligheid van [verzoekster] te waarborgen en haar te ondersteunen in haar ontwikkeling naar volwassenheid. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.317.679/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 283717)
beschikking van 6 december 2022
inzake
[verzoekster]( [verzoekster] ),
verblijvende op een geheim te houden locatie,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. A.Y.M. Jansse te Zeist.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering(de GI),
gevestigd te Zwolle,
en
[de moeder](de moeder),
wonende op een geheim te houden adres,
en
[de vader](de vader),
wonende te [woonplaats1] .
In zijn toetsende en/of adviserende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Overijssel, locatie Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 14 juli 2022 en 18 juli 2022 (de laatstgenoemde beschikking hierna verder te noemen: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 14 oktober 2022;
- een brief van de raad van 24 oktober 2022;
- een journaalbericht namens [verzoekster] van 9 november 2022 met bijlage(n);
- een brief van de GI van 11 november 2022 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 november 2022 plaatsgevonden. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Ook de moeder en [naam1] , namens de GI, zijn verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van de [in] 2006 geboren [verzoekster] . De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [verzoekster] .
3.2
Bij beschikking van 3 februari 2021 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, [verzoekster] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 22 april 2021. Tegelijkertijd heeft de kinderrechter de GI een spoedmachtiging verleend om [verzoekster] uit huis te plaatsen in een voorziening voor 24-uurs zorg. De ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing zijn opnieuw verleend bij beschikking van 19 april 2021 voor de duur van één jaar en beide voor het laatst verlengd, eveneens voor de duur van één jaar, bij beschikking van 31 maart 2022 tot 19 april 2023.
3.3
Bij beschikking van 14 juli 2022 heeft de kinderrechter de GI een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken. [verzoekster] verblijft sindsdien in de gesloten instelling.
3.4
De GI heeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jeugdwet (Jw) op 21 juli 2022 bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [verzoekster] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft op 15 juli 2022 ingestemd met het verzoek.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter de GI opnieuw een machtiging verleend om [verzoekster] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven met ingang van 18 juli 2022 tot uiterlijk de duur van de ondertoezichtstelling, te weten 19 april 2023.
4.2
[verzoekster] komt met één grief in hoger beroep van de bestreden beschikking. De grief ziet op de duur van de machtiging gesloten jeugdhulp. [verzoekster] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de machtiging gesloten jeugdhulp af te geven voor de duur van zes maanden, aldus tot 16 januari 2023. Subsidiair verzoekt [verzoekster] de machtiging te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, waarbij de laatste drie maanden, aldus van 16 januari 2023 tot en met 16 april 2023, geheel voorwaardelijk worden opgelegd.
4.3
De moeder en de GI hebben ter zitting hun standpunt kenbaar gemaakt.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Op grond van artikel 6.1.1 lid 2 Jw is [verzoekster] ontvankelijk in haar hoger beroep.
5.2
Op grond van artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter om een machtiging te verlenen voor een gesloten jeugdhulpinstelling tot uiterlijk 19 april 2023 een juiste beslissing is. Het hof zal hierna uitleggen waarom het hof deze beslissing heeft genomen.
5.4
In de afgelopen jaren zijn er forse zorgen geweest over [verzoekster] vanwege veelvuldige (onveilige) seksuele contacten met (oudere) mannen waar zij, gelet op de geldtransacties op haar bankrekening en het bedrag aan contant geld dat op haar kamer werd gevonden, mogelijk ook voor werd betaald. Door deze contacten kwam [verzoekster] regelmatig in gevaarlijke situaties terecht. Daarom verbleef [verzoekster] voorafgaand aan de huidige gesloten plaatsing, op basis van een machtiging tot uithuisplaatsing, vanaf april 2021 op een open groep van [naam2] . Bij [naam2] zijn verschillende vormen van behandeling geprobeerd, met verschillende vormen van vrijheid, maar deze behandelingen hebben [verzoekster] onvoldoende kunnen helpen om haar gedrag te veranderen. Ze liep meermaals weg, bleef risicovol gedrag vertonen en liet een minimale vooruitgang zien in het behandeltraject. De laatste keer dat [verzoekster] wegliep van [naam2] , had zij haar vlucht goed voorbereid: ze had een appartement geregeld, contant geld opgenomen en een prepaid telefoon gekocht. Na aangifte door de moeder en inzet van de recherche is [verzoekster] uiteindelijk na bijna twee weken gevonden. Ze verbleef toen in een risicovol netwerk en er waren vermoedens van prostitutie. Vanwege haar risicovolle contacten en vluchtgevaar verblijft [verzoekster] sindsdien in de huidige gesloten jeugdhulpinstelling.
5.5
Sinds [verzoekster] in de gesloten jeugdhulpinstelling verblijft, gaat het een stuk beter met haar. Ze heeft mooie stappen gezet en verdient dan ook een groot compliment voor haar inzet en houding. De afgelopen vijf maanden heeft [verzoekster] laten zien dat ze op een verantwoorde manier kan omgaan met het toenemende aantal vrijheden die ze krijgt. Zo ontstond recent voor haar een concrete mogelijkheid om weg te lopen, maar heeft zij er, ondanks aandringen van een vriendin om een andere keuze te maken, zelf voor gekozen om terug te keren naar de groep. Ook is [verzoekster] sinds het verblijf in de gesloten jeugdhulpinstelling hard aan de slag gegaan met de verschillende vormen van therapie die zij volgt. Dit lijkt z’n vruchten af te gaan werpen. Tijdens de zitting heeft [verzoekster] uitgelegd wat zij tijdens de therapie leert en welke inzichten dit haar geeft. Tegelijkertijd ziet het hof dat [verzoekster] nog midden in haar behandeling zit en dat de gebeurtenissen uit het verleden nog een grote impact op haar hebben, wat ook heel begrijpelijk is. Zij heeft de therapie die zij sinds de gesloten plaatsing volgt daardoor ook nog hard nodig om haar verleden een plek te geven, te werken aan haar triggers en prikkels en te leren hoe zij in de toekomst gezonde en verantwoorde keuzes kan (blijven) maken. Daar komt bij dat [verzoekster] in de aankomende tijd meer vrijheden zal krijgen, bijvoorbeeld door het terugkrijgen van haar mobiele telefoon en daarmee het opnieuw de mogelijkheid krijgen om toegang te hebben tot sociale media. Hoewel het gebruik van een telefoon en sociale media past bij een meisje van haar leeftijd en het hoort bij de behandeling die ze volgt, brengt dit voor [verzoekster] ook veel risico’s met zich op onveilig gedrag. Het hof gunt [verzoekster] dat zij optimaal kan profiteren van de hulp die haar nu geboden wordt en dat zij vanuit de bescherming van de gesloten setting leert omgaan met haar steeds groter wordende wereld. Het hof vindt daarom dat de machtiging voor gesloten jeugdhulp nog steeds noodzakelijk is, en voor de periode tot 19 april 2023 blijft, om de veiligheid van [verzoekster] in de komende periode te garanderen en te voorkomen dat zij zich zal onttrekken aan de behandeling.
5.6
Het hof begrijpt dat deze beslissing voor [verzoekster] misschien voelt alsof het hof geen vertrouwen heeft in haar positieve ontwikkeling. Het tegendeel is echter waar: het hof is onder de indruk van de stappen die [verzoekster] in de afgelopen periode heeft gezet. Ze kan echt trots zijn op wat ze al heeft bereikt. Het hof gunt [verzoekster] tegelijkertijd de veiligheid van (het vangnet van) de gesloten plaatsing bij het leren omgaan met de vrijheden die in de verdere behandeling nog op haar af zullen komen. De behandeling van [verzoekster] is immers nog volop bezig en zoals zij zelf ter zitting heeft gezegd gaat dat met vallen en opstaan. [verzoekster] heeft daarnaast mooie plannen gemaakt voor de toekomst: in mei 2023 zal ze beginnen aan haar eindexamen Havo en ze heeft zich onlangs ingeschreven voor een vervolgopleiding. Samen met de moeder, de GI en de gesloten jeugdhulpinstelling heeft [verzoekster] een goed plan gemaakt voor de aankomende periode en de overgang naar meerderjarigheid. Er wordt nog gewerkt aan een terugvalpreventieplan. Door onder andere de GI wordt daarnaast hard gewerkt om op tijd een passende begeleide woonplek te vinden voor [verzoekster] in de stad waar zij na de zomer zal gaan studeren. Het hof vindt dat [verzoekster] , met de machtiging gesloten jeugdhulp achter de hand, meer kansen heeft om succesvol aan deze toekomst te blijven werken en dat verdient ze ook.
5.7
Zoals het hof tijdens de zitting met [verzoekster] heeft besproken, staat de machtiging gesloten jeugdhulp niet in de weg aan het verkrijgen van meer vrijheden of een verblijf in een open setting. Als de behandelaren vinden dat [verzoekster] hier aan toe is en meer vrijheden aankan, moet zij die vanzelfsprekend ook krijgen.
5.8
De beschikking is ingevolge artikel 6.1.12 lid 1 Jw bij voorraad uitvoerbaar.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 18 juli 2022 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C. Coster, I.A. Vermeulen en H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. S. van der Meer als griffier, en is op 6 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.