In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020. De moeder van het kind, die het ouderlijk gezag uitoefent, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 15 juli 2022 had besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Noord voor de duur van één jaar. De kinderrechter had deze beslissing genomen op verzoek van de raad voor de kinderbescherming, omdat er grote zorgen waren over de ontwikkeling van het kind en de moeder onvoldoende meewerkte aan vrijwillige hulpverlening.
Tijdens de zitting bij het hof op 22 november 2022 werd duidelijk dat de moeder inmiddels bereid was om hulpverlening in een vrijwillig kader te accepteren. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder positieve stappen had gezet in haar ontwikkeling en dat de zorgen over de situatie van de minderjarige waren verminderd. De GI en de raad bevestigden dat de moeder haar afspraken nakwam en dat er geen nieuwe meldingen waren geweest van buren of andere instanties sinds oktober 2021.
Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk was en heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd voor zover deze betrekking had op de periode tot één maand na de uitspraak. De ondertoezichtstelling van de minderjarige wordt opgeheven met ingang van één maand na de beschikking, met de mogelijkheid dat indien de situatie verslechtert, een nieuwe ondertoezichtstelling in de toekomst weer noodzakelijk kan zijn.