ECLI:NL:GHARL:2022:10852

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
200.317.688/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige na acceptatie van vrijwillige hulpverlening door de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020. De moeder van het kind, die het ouderlijk gezag uitoefent, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 15 juli 2022 had besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Noord voor de duur van één jaar. De kinderrechter had deze beslissing genomen op verzoek van de raad voor de kinderbescherming, omdat er grote zorgen waren over de ontwikkeling van het kind en de moeder onvoldoende meewerkte aan vrijwillige hulpverlening.

Tijdens de zitting bij het hof op 22 november 2022 werd duidelijk dat de moeder inmiddels bereid was om hulpverlening in een vrijwillig kader te accepteren. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder positieve stappen had gezet in haar ontwikkeling en dat de zorgen over de situatie van de minderjarige waren verminderd. De GI en de raad bevestigden dat de moeder haar afspraken nakwam en dat er geen nieuwe meldingen waren geweest van buren of andere instanties sinds oktober 2021.

Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk was en heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd voor zover deze betrekking had op de periode tot één maand na de uitspraak. De ondertoezichtstelling van de minderjarige wordt opgeheven met ingang van één maand na de beschikking, met de mogelijkheid dat indien de situatie verslechtert, een nieuwe ondertoezichtstelling in de toekomst weer noodzakelijk kan zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.317.688/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 214379)
beschikking van 15 december 2022
in het hoger beroep van:
[verzoekster] (de moeder)
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: M. Schlepers (in Groningen).
Belanghebbenden zijn:
(1)
de raad voor de kinderbescherming (de raad)
(in Groningen),
(2) de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen (GI)
(in Groningen).

1.De kern van de zaak

Het gaat in deze zaak om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] , geboren [in] 2020.

2.Belangrijke informatie

De moeder en de heer [de vader] (de vader) hebben in 2019 een relatie gekregen. Toen [de minderjarige] werd geboren woonde de moeder in het moeder-kindhuis van [naam1] . De vader heeft [de minderjarige] erkend op 3 februari 2022. De moeder oefent het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uit. [de minderjarige] woont bij de moeder.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland (locatie Groningen) heeft op 15 juli 2022 op verzoek van de raad een beslissing genomen.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van één jaar, oftewel tot 15 juli 2023.

4.Het hoger beroep

4.1
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij is in hoger beroep gegaan. Zij vindt dat het hof het verzoek van de raad alsnog moet afwijzen.
4.2
De raad en de GI hebben beide ter zitting verweer gevoerd.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van 13 oktober 2022 met bijlage(n);
- een brief namens de moeder van 20 oktober 2022 met bijlagen(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 3 november 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 21 november 2022 met bijlage(n).
5.2
De zitting bij het hof was op 22 november 2022. Aanwezig waren:
- de advocaat van de moeder;
- [naam2] namens de raad;
- [naam3] en [naam4] namens de GI.

6.De uitleg van de beslissing

6.1
Aan het hof ligt de vraag voor of [de minderjarige] door de kinderrechter terecht onder toezicht is gesteld van de GI. De kinderrechter mag een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over de ontwikkeling. In dat geval moet het ook zo zijn dat de ouder(s) niet of niet genoeg meewerkt of meewerken aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel zo zijn dat de ouder(s) door de ondertoezichtstelling in staat is/zijn om de verzorging en opvoeding na een tijd weer zelf te kunnen gaan doen en er dan geen grote zorgen meer zijn over de ontwikkeling van het kind (artikel 1:255 BW).
6.2
Het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter een goede beslissing was. Het hof sluit zich - na het lezen van alle stukken en op grond van wat op de zitting is besproken - bij die beslissing en motivering op bladzijde 5 en 6 van de beschikking van de rechtbank aan. De kinderrechter heeft op goede gronden geoordeeld dat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd en dat de hulpverlening die nodig was om de bedreiging weg te nemen onvoldoende door de moeder werd geaccepteerd in een vrijwillig kader.
6.3
De zorgen over de emotieregulatieproblemen van de vader zijn er nog steeds. Dat hij hulpverlening heeft gehad om huiselijk geweld te voorkomen is niet gebleken. Er is nog steeds geen zicht op hoe het met hem gaat en er is dus ook nog geen positieve verandering bij hem te zien. Wel is duidelijk dat de vader (gedwongen) contact heeft met de reclassering. De moeder heeft aangegeven geen relatie met de vader te hebben en niet met hem te willen samenwonen. Ondanks dat de moeder en de vader ten tijde van de zitting bij het hof samen in Marokko zijn stelt de GI dat de moeder voldoende weerbaar is geworden tegen de vader en meer stelling heeft durven te nemen tegen de vader in het belang van [de minderjarige] . De GI heeft laten weten dat de moeder niet langer ontkent dat huiselijk geweld heeft plaatsgevonden en dat dit schadelijk is geweest voor [de minderjarige] , en dat zij nu wel om hulp durft te vragen.
De moeder leek ten tijde van de bestreden beschikking al mee te willen werken aan hulpverlening en ontving hulpverlening voor haar eigen problematiek, maar dat was toen nog niet echt begonnen; de hulpverlening was alleen nog maar in de intakefase. De positieve stappen die de moeder toen aan het zetten was blijken inmiddels meer bestendig te zijn. De moeder heeft behandeling bij GGZ Forte. De GI heeft er vertrouwen in dat de moeder dat - zoals zij aangegeven heeft - ook zal doorzetten als er geen ondertoezichtstelling meer is. De hulp die de moeder had van [naam5] is weliswaar gestopt maar dat is vanwege ziekte aan hun zijde. De moeder heeft regelmatig contact gehad met [naam6] . De GI is nu betrokken maar de ondersteuning van moeder kan (warm) worden overgedragen naar het [naam6] -team.
De raad en de GI hebben ter zitting bevestigd dat de moeder haar afspraken nagekomen is en dat er na oktober 2021 geen nieuwe meldingen zijn geweest van buren, Veilig Thuis of anderen.
6.4
De raad heeft ter zitting van het hof laten weten dat over zes weken, als het veiligheidsplan van de GI en dus de veiligheidsafspraken met de moeder helemaal klaar zijn en in werking zijn getreden, de hulpverlening niet meer in een gedwongen kader hoeft, maar kan worden voortgezet in een vrijwillig kader. De GI is het daar mee eens.
Het hof heeft nog steeds zorgen over de moeder en [de minderjarige] vanwege de vader (zo hebben de ouders nog dagelijks contact en zijn zij samen in Marokko). De GI heeft gezien dat de moeder de hulp voldoende accepteert en goed benut. Ook ziet de GI dat de moeder wanneer dat nodig is om advies en extra hulp en ondersteuning vraagt. Verder blijft er zicht op de moeder en [de minderjarige] door onder meer het [naam6] -team, GGZ Forte en de peuterspeelzaal waar [de minderjarige] in verband met een VVE-indicatie (indicatie voor voor- en vroegschoolse educatie) vier keer per week komt. Daarom kan volgens de GI en de raad worden volstaan met hulpverlening in een vrijwillig kader en is een gedwongen kader daarvoor niet langer noodzakelijk.
Het hof zal daarom de ondertoezichtstelling voor [de minderjarige] beëindigen met ingang van één maand na deze beschikking, zodat partijen die tijd kunnen benutten om de nodige indicatie(s) voor de moeder en [de minderjarige] te regelen.
6.5
Het hof merkt op dat wanneer de moeder genoemde vrijwillige hulpverlening niet zal doorzetten of wanneer de situatie verslechtert, het belang van [de minderjarige] met zich kan meebrengen dat een ondertoezichtstelling in de toekomst weer noodzakelijk zal kunnen zijn.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland (locatie Groningen) van 15 juli 2022 voor zover dat de periode tot één maand na heden betreft;
in zoverre opnieuw beschikkende:
heft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] , geboren [in] 2020, op met ingang van één maand na heden en wijst in zoverre het inleidend verzoek van de raad af;
bekrachtigt de beschikking voor het overige;
wijst af wat verder in hoger beroep is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, R. Prakke-Nieuwenhuizen en C. Koopman, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2022.