ECLI:NL:GHARL:2022:10910

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
200.310.444
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag na echtscheiding en de belangen van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de vader over de kinderen na de echtscheiding. De vader, vertegenwoordigd door mr. P.C. Smit, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. J.A.B.M. Amting, zijn de ouders van twee minderjarige kinderen. Het huwelijk van partijen is in 2018 ontbonden en sindsdien zijn zij gezamenlijk belast gebleven met het gezag over de kinderen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het gezag van de vader beëindigd, wat de vader in hoger beroep aanvecht.

Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de mondelinge behandeling die op 16 november 2022 heeft plaatsgevonden. De jeugdbeschermer en de vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming hebben hun zorgen geuit over de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen. Het hof concludeert dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder het ouderlijk gezag alleen uitoefent.

De vader heeft verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en om een onderzoeksopdracht te verstrekken, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen noodzaak is voor aanvullend onderzoek. De beslissing van de rechtbank om het gezag van de vader te beëindigen is bekrachtigd, en het hof heeft het verzoek van de vader om het beheer van de paspoorten van de kinderen aan te passen afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.444
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 498969)
beschikking van 20 december 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.C. Smit te Utrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.A.B.M. Amting te Amersfoort.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling stichting
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd in Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 6 april 2020, 24 november 2020, 7 juli 2021 en 9 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 9 februari 2022 zal verder ook worden genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 mei 2022;
  • het verweerschrift met producties en
  • een journaalbericht van mr. Amting van 24 oktober 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 november 2022 in Zwolle plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad), en
  • een vertegenwoordiger namens de GI.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 te [woonplaats1] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2015 te [woonplaats1] .
Na de echtscheiding zijn de ouders gezamenlijk belast gebleven met het gezag over de kinderen.
3.3
Bij beschikking van 14 april 2020 zijn de kinderen door de kinderrechter in de rechtbank Utrecht onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, de laatste keer bij beschikking van 29 september 2022 tot 14 oktober 2023.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het gezag van de vader over de kinderen beëindigd en bepaald dat de moeder het ouderlijk gezag vanaf de bestreden beschikking alleen heeft. De overige verzoeken zijn afgewezen. De bestreden beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De vader is het niet eens met de beslissingen in de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad:
Primairde bestreden beschikking te vernietigen en daarbij het verzoek van de moeder af te wijzen;
Subsidiairhet NIPF onderzoeksopdracht te verstrekken en daarbij de door de vader in het beroepsschrift geformuleerde onderzoeksvragen voor te leggen;
meer subsidiaireen bijzonder curator te benoemen over de kinderen, althans
nog meer subsidiairde raad onderzoeksopdracht te verstrekken en advies te vragen over welke gezagsvoorziening de belangen van de kinderen het meest zal dienen.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • het hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren en af te wijzen en daarbij het verzoek van de vader aangaande het beheer van de paspoorten van de kinderen af te wijzen;
  • het subsidiaire verzoek het NIFP een onderzoeksopdracht te verstrekken af te wijzen;
  • de meer subsidiaire verzoeken tot benoeming van een bijzonder curator / gedragsdeskundige dan wel de raad een onderzoeksopdracht te verstrekken af te wijzen, en
  • de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Hoewel het wettelijk uitgangspunt is dat de ouders het gezag over hun kinderen gezamenlijk uitoefenen, is het hof van oordeel dat de rechtbank het gezag van de vader op goede gronden heeft beëindigd en heeft bepaald dat de moeder voortaan het ouderlijk gezag over de kinderen alleen heeft. Het hof legt hierna uit waarom.
5.3
De jeugdbeschermer (de GI) heeft toegelicht dat ondanks de inzet van diverse vormen van hulpverlening nog steeds sprake is van een groot wantrouwen van de ouders in elkaar, gebaseerd op ieders eigen perceptie van de gebeurtenissen in het verleden. Dit diepgewortelde, wederzijds wantrouwen maakt de ouders kwetsbaar.
Volgens de GI is het hoogst haalbare dat de kinderen ouders hebben die minimaal zorgdragen voor het hebben van een ontspannen contact met de andere ouder. Een verdere verbetering van de communicatie en de verstandhouding tussen de ouders is niet mogelijk. De uitvoering van de bij de voormelde tussenbeschikking van 7 juli 2021 door de rechtbank vastgestelde zorgregeling verloopt in de regel goed, aldus de GI.
5.4
De vertegenwoordiger namens de raad heeft opgemerkt dat zij ziet dat beide ouders veel van de kinderen houden en het beste met de kinderen voor hebben. Zij geeft de ouders een compliment voor het feit dat de kinderen inmiddels weer een goed contact hebben met de vader. De gezinsvoogd heeft hierin ook een belangrijke rol vervuld. De ouders hebben wel de goede intenties, maar zij zijn niet in staat om gezamenlijk beslissingen te nemen. Indien de ouders weer gezamenlijk met het gezag worden belast dan zullen er opnieuw problemen gaan ontstaan. Het uitvoeren van aanvullend onderzoek of het inschakelen van een bijzonder curator is volgens de raad niet nodig. De kinderen hebben een goede relatie opgebouwd met beide ouders en zij doen het goed op school.
5.5
Het hof overweegt als volgt. De problematiek tussen de ouders duurt inmiddels al jaren en de verstandhouding tussen hen is ernstig verstoord. Uit de stukken in deze procedure blijkt verder dat de moeder door de situatie de afgelopen jaren zwaar is belast en sprake is van een wankel evenwicht, terwijl zij de hoofdverzorger van de kinderen is. Er zijn in het verleden regelmatig escalaties geweest bij de overdracht van de kinderen waarbij de politie werd ingeschakeld. De moeder heeft de afgelopen jaren diverse hulpverleningstrajecten doorlopen. De ouders kunnen nog steeds niet samenwerken en overleggen en hierin is geen verbetering te verwachten.
Het hof stelt vast dat de vader in het verleden vanuit het hiervoor beschreven wantrouwen niet altijd voldoende (voortvarend) medewerking heeft verleend aan beslissingen waarvoor zijn instemming als ouder-met-gezag nodig is.
De inzet van de jeugdbeschermer is nog steeds nodig om de details in de uitvoering van de zorgregeling tussen de ouders af te stemmen. Indien de ouders het gezag opnieuw gezamenlijk zouden uitvoeren dan zullen onvermijdelijk nieuwe discussies over de opvoeding en verzorging van de kinderen ontstaan. De ervaring leert dat de ouders zich in die discussies verliezen en de belangen van de kinderen dan onvoldoende voorop kunnen stellen. Voorkomen moet worden dat de moeder door nieuwe spanningen met de vader overbelast raakt en de verzorging en opvoeding van de kinderen daardoor in de knel komt.
5.6
Het hof heeft er begrip voor dat de vader zijn verantwoordelijkheid voor de kinderen wil nemen en vanuit zijn behoefte om een goede en volledige invulling aan zijn vaderrol te kunnen geven ook belast wil zijn met het gezag over de kinderen. Toch gaat het hof in de gegeven omstandigheden met het oog op de belangen van de kinderen aan deze wens voorbij. Voor de kinderen is het vooral belangrijk dat zij een goede band met de vader kunnen onderhouden en die band ook uitbouwen door middel van de uitvoering van de zorgregeling, zodat de vader zoveel mogelijk betrokken blijft bij relevante gebeurtenissen in het leven van de kinderen. Of hij dat doet vanuit een positie als ‘ouder-met-gezag’ of niet is voor de goede band tussen de kinderen en de vader van ondergeschikt belang.
5.7
Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht en ziet geen noodzaak om een onderzoek door het NIFP of de raad te laten uitvoeren. Er is ook geen sprake van een situatie waarin sprake is van tegenstrijdige belangen tussen de kinderen en de ouders die maken dat het noodzakelijk is om een bijzonder curator te benoemen. De jeugdbeschermer heeft namens de GI als neutrale instantie de belangen van de kinderen voldoende voor het voetlicht gebracht. De verzoeken van de vader daaromtrent zal het hof daarom afwijzen.
5.8
Het hof is op grond van het hiervoor overwogene en net als de rechtbank van oordeel dat bij gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders en dat een wijziging – in de zin dat het gezag door de moeder allen wordt uitgeoefend – ook anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank over het gezag in stand laten.
5.9
Nu het verzoek van de vader met betrekking tot het gezag wordt afgewezen en de moeder het gezag over de kinderen alleen heeft, is het verzoek van de vader om het beheer van de paspoorten van de kinderen zo vast te stellen dat iedere ouder het beheer van het paspoort van één kind heeft, niet toewijsbaar.
5.1
Het hof zal de bestreden beschikking zal bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 9 februari 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, I.A. Vermeulen en J.G. Knot, bijgestaan door de griffier, en is op 20 december 2022 uitgesproken door mr. K.A.M. van Os-ten Have in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.