In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland. De belanghebbende, eigenaar van een eenmanszaak, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2018 en 2019, waarbij de inspecteur de opgevoerde verliezen uit onderneming niet in aftrek had aanvaard. De belanghebbende had voor het jaar 2018 een belastbaar inkomen opgegeven van € 2.658, en voor 2019 van € 9.590, waarbij hij verliesverrekeningsbeschikkingen had aangevraagd. De inspecteur had echter de opgevoerde verliezen niet geaccepteerd en de aanslagen vastgesteld op basis van de AOW-uitkeringen van de belanghebbende.
Tijdens de zitting op 24 november 2022 heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, maar het Hof oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem opgevoerde kosten. De belanghebbende had geen specificaties of schriftelijke bescheiden overgelegd die de kosten konden onderbouwen. Het Hof concludeerde dat de inspecteur terecht de verliezen niet in aftrek had aanvaard en dat de aanslagen en verliesverrekeningsbeschikkingen correct waren opgelegd.
De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een vergoeding van het griffierecht of proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en afschriften werden op 21 december 2022 verzonden.