ECLI:NL:GHARL:2022:11001

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
21-002942-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de vernieling van een politiebus met een tractor tijdens de boerenprotesten

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een politiebus met een tractor tijdens de boerenprotesten op 28 juni 2022. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling en bedreiging, maar heeft hem wel veroordeeld voor de vernieling van de politiebus. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van zes dagen, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden. De vordering van de benadeelde partij, de bestuurder van de politiebus, werd deels toegewezen, waarbij het hof een schadevergoeding van €300,- voor immateriële schade toekende. Het hof oordeelde dat de verdachte met zijn handelen een gevaarlijke situatie had gecreëerd en geen respect had getoond voor andermans eigendom. De strafoplegging werd gemotiveerd door de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002942-22
Uitspraak d.d.: 19 december 2022
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
13 juli 2022 met parketnummer 05-162444-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 13 juli 2022, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte voor het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden, met een proeftijd van twee jaren opgelegd. Tevens heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde tot een andere bewijsbeslissing komt. Tevens komt het hof tot een andere strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 28 juni 2022 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval op de snelweg A1 nabij afslag [plaats 2] en/of [plaats 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] en/of één of meer ander(e) /lid leden van de aanhoudingseenheid, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - (op de snelweg) met een tractor (kleur groen), in elk geval een landbouwvoertuig, met daarachter een kiepwagen (kleur geel), in elk geval een (grote) aanhanger, is afgereden op het voertuig waar die [benadeelde] en/of één of meer ander(e) lid/leden van de aanhoudingseenheid zich in bevond/bevonden en/of - (vervolgens) (op de snelweg) voornoemde tractor (kleur groen), in elk geval een landbouwvoertuig, met daarachter een kiepwagen (kleur geel), in elk geval een (grote) aanhanger, dwars over de weg heeft gestuurd, voor het voertuig van die [benadeelde] en/of één of meer ander(e) lid/leden van de aanhoudingseenheid zich in bevond/bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 28 juni 2022 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval op de snelweg A1 nabij afslag [plaats 2] en/of [plaats 3] , [benadeelde] en/of één of meer ander(e) /lid leden van de aanhoudingseenheid, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door: - (op de snelweg) met een tractor (kleur groen), in elk geval een landbouwvoertuig, met daarachter een kiepwagen (kleur geel), in elk geval een (grote) aanhanger, af te rijden op het voertuig waar die [benadeelde] en/of één of meer ander(e) lid/leden van de aanhoudingseenheid zich in bevond/bevonden en/of - (vervolgens) (op de snelweg) voornoemde tractor (kleur groen), in elk geval een landbouwvoertuig, met daarachter een kiepwagen (kleur geel), in elk geval een (grote) aanhanger, dwars over de weg te sturen, voor het voertuig van die [benadeelde] en/of één of meer ander(e) lid/leden van de aanhoudingseenheid zich in bevond/bevonden;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2022 te [plaats 1] , opzettelijk en wederrechtelijk een auto (het dienstvoertuig waarin [benadeelde] en/of één of meer ander(e) /lid leden van de aanhoudingseenheid zich bevonden), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan politie-eenheid Oost-Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
Het hof kan op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat verdachte toen hij bij het keren op de weg achteruit begon te rijden, de politiebus heeft gezien. Derhalve valt niet uit te sluiten dat verdachte – zoals hij heeft verklaard – juist heeft geremd op het moment waarop hij de politiebus heeft gezien. Naar het oordeel van het hof ontbreekt daarmee het opzet (voorwaardelijk opzet daaronder begrepen) van verdachte om de agenten in de politiebus zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of te bedreigen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep zijn camerabeelden bekeken. Het hof heeft op de camerabeelden met de titel ‘Mobile Camera 3’ waargenomen, dat een tractor met daarachter een grote kiepwagen wordt achtervolgd door politiebussen, die (blauwe) zwaailichten voeren. Op de camerabeelden is te zien dat de achtervolging door de politie reeds enige tijd gaande is, waarbij de tractorcombinatie zwiepend op een smalle weg rijdt en waarbij een politiebus met zwaailichten geregeld links naast de combinatie komt te rijden. Op een gegeven moment maakt een inzittende van deze naast de tractorcombinatie rijdende politiebus, uit het raam stekende bewegingen richting de banden van de tractorcombinatie. Vlak daarna stuurt de bestuurder van de tractorcombinatie fors naar links en ramt hierbij de politiebus, die op dat moment nog steeds naast de tractorcombinatie rijdt.
Verdachte heeft verklaard de bestuurder te zijn geweest van deze tractorcombinatie.
Het hof stelt vast dat de politiebus al enige tijd naast de tractorcombinatie reed op het moment dat de verdachte naar links stuurde. Voorts stelt het hof vast dat het naar links sturen niet noodzakelijk was vanwege de verkeerssituatie. Dat de verdachte uit paniek zou hebben gehandeld acht het hof niet aannemelijk, ook al gelet op zijn verdere rijgedrag.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte met zijn handelen, als bestuurder van een zware tractorcombinatie bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op de vernieling van de politiebus.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op
of omstreeks28 juni 2022 te [plaats 1] , opzettelijk en wederrechtelijk een auto (het dienstvoertuig waarin [benadeelde] en
/of één of meerander
(e
) /lidleden van de aanhoudingseenheid zich bevonden)
, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan politie-eenheid Oost-Nederland,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden, met een proeftijd van twee jaren dient te worden opgelegd.
De raadsvrouw heeft bij een eventuele strafoplegging bepleit om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen, die gelijk is aan het voorarrest en eventueel in combinatie met een voorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft tijdens een achtervolging door de politie, als bestuurder van een zware tractorcombinatie een politiebus geramd en schade veroorzaakt. Dit moet een beangstigend moment zijn geweest voor de inzittenden van de politiebus. Daarnaast is vernieling een hinderlijk feit dat schade voor de benadeelden met zich meebrengt. De verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendom en een gevaarlijke situatie gecreëerd op de openbare weg. Verdachte mag van geluk spreken dat het voornamelijk bij materiële schade is gebleven en de inzittenden van de politiebus lichamelijk ongedeerd zijn gebleven. Het hof rekent dit verdachte aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens gelet op de inhoud van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte afgezien van twee verkeersovertredingen niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Het hof zal dit niet in strafmatigende of strafverhogende zin meewegen.
Het hof oordeelt dat alles afwegende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes dagen met aftrek van de duur van het voorarrest – waarbij de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk is aan het inmiddels ondergane voorarrest – passend en geboden is. Nu het feit is gepleegd met een tractor ziet het hof aanleiding om naast een gevangenisstraf aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren op te leggen.
Gelet op de wijze waarop de verdachte de politiebus heeft vernield komt naar het oordeel van het hof geen andere straf in aanmerking dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 750,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Uit de toelichting op de vordering blijkt onder andere dat de benadeelde partij erg is geschrokken van het rijgedrag van de verdachte. Het hof stelt hiervoor naar billijkheid als immateriële schadevergoeding een bedrag van € 300,- vast.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,- (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 300,- (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 28 juni 2022.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. M.J. Vos en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. Bektaş, griffier,
en op 19 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 19 december 2022.
Tegenwoordig:
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. J.B.H.M. Simmelink, advocaat-generaal,
mr. C. Aalders, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.