ECLI:NL:GHARL:2022:1101
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ongeschiktheid van de vader tot omgang met zijn dochter en afwijzing van het verzoek om een omgangsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn dochter. De vader, aangeduid als de man, heeft een verzoek ingediend om een omgangsregeling vast te stellen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de man ongeschikt of niet in staat is tot omgang met zijn dochter, die in 2014 is geboren. Dit oordeel is gebaseerd op de gang van zaken rondom het contact tussen de man en zijn dochter, dat na een lange periode van afwezigheid eindelijk was opgestart, maar na twee omgangsmomenten door de man abrupt werd verbroken. Het hof heeft vastgesteld dat de man geen initiatief heeft genomen om het contact te onderhouden en dat hij niet betrouwbaar is als vader.
De vrouw, aangeduid als de verweerster, heeft zich wel ingespannen om het contact te ondersteunen, maar de man heeft geen gebruik gemaakt van de aangeboden hulp. Het hof heeft in eerdere beschikkingen al overwogen dat de man eerst aan zichzelf moet werken voordat hij een omgangsregeling kan krijgen. De rechtbank had eerder het verzoek van de man om een omgangsregeling afgewezen, omdat het in het belang van de dochter zou zijn dat de man betrouwbaar is. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de man afgewezen, waarbij het belang van de dochter voorop staat.
Daarnaast heeft het hof overwogen dat de vrouw op grond van de wet verplicht is om de man te informeren over gewichtige aangelegenheden omtrent hun dochter, maar heeft besloten geen definitieve informatieregeling op te nemen in de beschikking, gezien de houding van de man en zijn moeilijke bereikbaarheid. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.