Uitspraak
TBS P22/270
Beslissing d.d. 15 december 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
verblijvende in [kliniek] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2022. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 29 augustus 2022;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 22 november 2022;
- het e-mailbericht van mr. A.J. Sprey van 28 november 2022, met als bijlage de emailcorrespondentie met mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] , respectievelijk de huidige - en vorige regiebehandelaar van de terbeschikkinggestelde bij [kliniek] , en de heer [naam 3] van de Dienst Individuele Zaken (DIZ).
Het hof heeft ter zitting van 1 december 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door haar raadsman mr. A.J. Sprey, advocaat te Haarlem, en de advocaat-generaal mr. W.C.J. Stienen.
Overwegingen:
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde is teruggeplaatst naar een afdeling van [kliniek] waar zij zich niet goed behandeld voelt. Zij verblijft als enige vrouw op de afdeling en dat is geen goede en veilige plek voor haar. Zij wil worden overgeplaatst. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling verlengd met een termijn van twee jaar in de veronderstelling dat de kliniek zich zou blijven inzetten voor een overplaatsing. Dit blijkt momenteel niet aan de orde. Er is op dit moment geen enkel zicht op een tussentijdse overplaatsing van de terbeschikkinggestelde. Zij zal in de huidige kliniek verblijven in afwachting van haar eventuele plaatsing in een voorziening voor Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (LPFZ). Dit kan nog jaren duren. In de visie van de verdediging moet gestreefd worden naar een nieuwe behandelpoging conform het advies van psychiater Dinjens. In de ogen van psycholoog Van Kordelaar is een eerdere LFPZ-aanvraag op goede gronden afgewezen. Dinjens en Geurkink hebben destijds allebei negatief geadviseerd over de LFPZ-aanvraag. Het is niet ondenkbaar dat de LFPZ-aanvraag wederom niet wordt geaccepteerd. Het is onverstandig om daarop wachten. De proportionaliteit en subsidiariteit van de maatregel, die ruim 19 jaar loopt, komen in het geding. De belangen van de terbeschikkinggestelde wegen zwaarder. Door en namens haar is bepleit de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar te verlengen, met verwerking in de motivering van de opmerking dat er door alle partijen naar gestreefd moet worden de impasse te doorbreken en dat de LFPZ-aanvraag (en/of plaatsing) niet kan worden afgewacht.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het hoger beroep van de terbeschikkinggestelde tegen de verlengingsbeslissing van de rechtbank is vooral ingesteld omdat zij niet op de juiste plek zit. [kliniek] is bezig met een aanvraag tot overplaatsing van de terbeschikkinggestelde naar een voorziening voor Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (LFPZ). De Dienst Individuele Zaken (DIZ) kan niet zoveel doen om haar tussentijds over te plaatsen totdat er voor haar een plek beschikbaar komt in een LFPZ-voorziening,. Het is begrijpelijk dat de terbeschikkinggestelde wil worden overgeplaatst van [kliniek] naar een andere instelling. De ongelukkige situatie waarin zij zich nu bevindt, is echter geen reden om de terbeschikkingstelling slechts met een termijn van één jaar te verlengen. Er is geen uitzicht dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op korte termijn zal worden beëindigd. Er zijn wellicht andere juridische mogelijkheden om de terbeschikkinggestelde over te plaatsen van [kliniek] naar een andere instelling. Hiervoor is het appel tegen de verlengingbeslissing niet geschikt. De terbeschikkingstelling moet worden verlengd met een termijn van twee jaren. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de verlengingbeslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen verlenging van de maatregel vereist. Omdat de totale duur van de maatregel inmiddels een periode van vier jaren (ruim) te boven gaat, kan de algemene veiligheid van goederen echter geen grond meer zijn voor verlenging (artikel 38e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht). Gelet op het uitgebrachte adviezen en op hetgeen overigens op de zitting naar voren is gekomen, stelt het hof vast dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereist. Het hof verbetert in zoverre de beslissing van de rechtbank.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor het overige op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaren, met aanvulling van het volgende.
De kliniek en de externe deskundigen – psychiater J.L.M. Dinjens en psycholoog W.F. van Kordelaar - komen, afgezien van graduele verschillen, vrijwel tot dezelfde diagnostische conclusies. Bij de terbeschikkinggestelde is - in ieder geval - sprake van een antisociale en een borderlinepersoonlijkheidsstoornis, een verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van middelen.
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Gelet op de situatie waarin de terbeschikkinggestelde zich nu bevindt, gaat het hof ervan uit dat het ingezette traject om haar te plaatsen in een LFPZ voorziening voortvarend wordt voortgezet. Het valt niet te verwachten dat de verlengingsduur van de maatregel enige invloed zal hebben op de termijn waarbinnen de terbeschikkinggestelde kan worden geplaatst in een LFPZ-voorziening dan wel een andere kliniek. In hetgeen verder door en namens de terbeschikkinggestelde naar voren is gebracht, ziet het hof dan ook geen redenen om de verlengingsduur van de terbeschikkingstelling tot één jaar te beperken.
Beslissing
Het hof:
Bevestigt met verbetering en aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2022 met betrekking tot de
terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde] .
terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde] .
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. W.A. Holland en als raadsheren,
en dr. P.K.J. Ronhaar en dr. K. de Wijs-Heijlaerts als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 15 december 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.