Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[geïntimeerde3],
[geïntimeerde4],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Kern van het geschil en de beslissing
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
incidentele grieven I en IIvoeren C&S c.s. aan dat zij de bevindingen uit de rapporten van IGJ en de GGD Gelderland-Zuid hebben weerlegd met hun verweer. De rechtbank heeft ten onrechte toerekenbare tekortkomingen van C&S in de nakoming van de raamovereenkomsten aangenomen, aldus C&S c.s.
principale grieven I en IIvoeren de gemeenten aan dat de tekortkomingen van C&S in de nakoming van de raamovereenkomsten niet alleen bestaan uit kwalitatief onvoldoende zorg, maar ook uit – valse en onjuiste – declaraties voor niet-geleverde zorg hetgeen de rechtbank had moeten vaststellen. De omvang van de schade door die niet-geleverde zorg hoeft niet nauwkeurig vast te staan om de gevorderde verklaringen voor recht met verwijzing naar de schadestaat toe te kunnen wijzen, aldus de gemeenten.
incidentele grieven III en IVbetogen C&S c.s. dat de gemeenten ten onrechte de raamovereenkomsten met C&S hebben ontbonden en daardoor wanprestatie dan wel een onrechtmatige daad hebben gepleegd.
incidentele grief Vbetogen C&S c.s. dat de gemeenten onrechtmatig hebben gehandeld door na de ontbindingsbeslissing de voortzetting van het zorgconcept van C&S door Mesazorg tegen te werken, althans daaraan geen medewerking te verlenen.
principale grieven III, IV en Vbetogen de gemeenten dat C&S en Holding onrechtmatig hebben gehandeld en dat [geïntimeerde3] en [geïntimeerde4] persoonlijk aansprakelijk zijn. Volgens de gemeenten hebben [geïntimeerde3] en [geïntimeerde4] onrechtmatig gehandeld door het plegen van zorgfraude, bestaande uit het indienen van valse en onjuiste declaraties, geknoei met urenbriefjes, het zich schuldig maken aan valsheid in geschrifte (art. 225 Wetboek van Strafrecht) en het gevoerde beleid waardoor er structureel te weinig personeel was om de gedeclareerde zorg te leveren. Ook verwijten de gemeenten [geïntimeerde3] en [geïntimeerde4] zelfverrijking vanwege het profiteren van de wanprestatie van C&S, onder meer blijkend uit dubieuze financiële onttrekkingen. De gemeenten houden [geïntimeerde3] en [geïntimeerde4] aansprakelijk als bestuurder respectievelijk feitelijk bestuurder van C&S, alsook op grond van ‘gewone’ onrechtmatige daad.
timingvan de leningen rond de ontbindingsbeslissing vragen oproept en ook de persoon aan wie een lening van € 650.000 is verstrekt (te weten aan de zuster van [geïntimeerde3] ). C&S kon haar geld toen immers zelf goed gebruiken. Dat bleek ook wel ter zitting, waar [geïntimeerde3] aangaf dat de lening van
grief VIvoeren de gemeenten aan dat hun bewijsaanbod door de rechtbank in strijd met artikel 166 lid 1 Rv (stilzwijgend) is gepasseerd, aangezien de gemeenten ook getuigenbewijs hebben aangeboden van hun stellingen, in het bijzonder dat er bij C&S c.s. van valse of onjuiste declaraties sprake is geweest. Het hof verwerpt deze grief, omdat door het gebrek aan voldoende onderbouwing van de stellingen van de gemeenten niet aan bewijslevering wordt toegekomen. Daarbij zijn verklaringen van pgb-cliënten (van de gemeente Nijmegen) niet ter zake dienend voor de vorderingen van de gemeenten in dit geding.
Grief VIIvan de gemeenten en de ‘bezemgrief’ van C&S c.s. hebben geen zelfstandige betekenis en moeten het lot van de andere grieven delen.
4.De slotsom
5.De beslissing
15 maart 2022voor het nemen van een akte door de gemeenten over hetgeen is vermeld onder 3.27 tot en met 3.29, waarna C&S c.s. een antwoordakte kunnen nemen;