In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 februari 2022, betreft het een hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie en de stiefouderverplichting. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, is in beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 12 april 2021, waarin de kinderalimentatie voor zijn kinderen [de minderjarige2] en [de minderjarige3] was vastgesteld op € 259,- per kind per maand. De man verzoekt de kinderalimentatie te verlagen naar € 37,- per kind per maand, met inachtneming van de stiefouderverplichtingen van zijn partner en de partner van de vrouw. De vrouw heeft verweer gevoerd en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij zij de man niet-ontvankelijk wil laten verklaren in zijn beroep.
Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep besproken, inclusief de ingediende stukken en de mondelinge behandeling. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herziening van de kinderalimentatie rechtvaardigen. De stiefouderverplichting van de heer [naam1] jegens de kinderen van de vrouw is ter discussie gesteld. Het hof oordeelt dat de heer [naam1] geen onderhoudsplicht heeft, omdat er geen geregistreerd partnerschap meer bestaat.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de kinderalimentatie vastgesteld op € 251,- per kind per maand met ingang van 11 mei 2020 en € 257,- per kind per maand met ingang van 1 mei 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.