Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing die door de kinderrechter was verleend. De kinderen stonden sinds 19 september 2018 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en waren eerder uit huis geplaatst vanwege een onveilige opvoedingssituatie bij de vader, die gekenmerkt werd door huiselijk geweld, alcoholmisbruik en pedagogische problemen. De vader werkte niet mee met de hulpverlening en ontkende de ernst van de situatie.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in een onvoorspelbare en onveilige omgeving hebben geleefd, wat heeft geleid tot ernstige gedragsproblemen. Ondanks de inzet van hulpverlening is er geen verbetering in de situatie van de kinderen opgetreden. De vader heeft geen openheid van zaken gegeven en heeft de samenwerking met de GI geweigerd. Het hof concludeert dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen en om hun geestelijke en lichamelijke ontwikkeling te waarborgen. De beslissing van de kinderrechter om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen is dan ook bekrachtigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de continuïteit en veiligheid in de opvoeding van de kinderen en de noodzaak van professionele begeleiding. Het hof heeft geoordeeld dat de inbreuk op het recht op gezinsleven gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden en het belang van de kinderen.