ECLI:NL:GHARL:2022:1584

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
200.260.946/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid installatiebedrijf voor schade door uitval ventilatoren in varkensstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van Installatiebedrijf Geissler Lemerveld B.V. voor de schade die de maatschap Beheer heeft geleden door het overlijden van 1340 varkens in stal 3 op 4-5 juli 2014. De maatschap, vertegenwoordigd door mr. P.M. Leerink, had in eerste aanleg de eis ingesteld tegen Geissler, vertegenwoordigd door mr. B.M. Stroetinga, en stelde dat de brand in de varkensstal was veroorzaakt door een fout van een medewerker van Geissler. Het hof oordeelde dat Geissler niet in het tegenbewijs was geslaagd tegen het vermoeden dat de schakelaar van de installatie-automaat door een monteur van Geissler per ongeluk was omgezet, wat leidde tot de uitval van de ventilatoren. Het hof concludeerde dat Geissler aansprakelijk was voor de schade en dat er geen grond was voor vermindering van de schadevergoeding op basis van eigen schuld van de maatschap. De eerdere vonnissen van de rechtbank Overijssel werden vernietigd en Geissler werd veroordeeld tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.260.946
(zaaknummer rechtbank Overijssel 183254)
arrest van 1 maart 2022
in de zaak van
de maatschap [appellante] Beheer, [naam1] en [naam2],
gevestigd te Nieuwolda,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
de maatschap,
advocaat: mr. P.M. Leerink te Deventer,
tegen:
Installatiebedrijf Geissler Lemerveld B.V.,
gevestigd te Lemelerveld,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Geissler,
advocaat: mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 23 maart 2021 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 juli 2021:
- de memorie na enquête van Geissler;
- de antwoordmemorie na enquête van [appellante] .
1.3
Partijen hebben de aanvullend stukken overgelegd en het hof heeft arrest bepaald.

2.De nadere beoordeling

2.1
In het tussenarrest heeft het hof Geissler toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van de maatschap dat een monteur van Geissler op 4 juli 2014 (per ongeluk) de schakelaar van de installatie-automaat in de groepenkast van stal 3 heeft omgezet (en niet weer heeft teruggezet).
2.2
Ter uitvoering van die bewijsopdracht heeft Geissler als getuigen laten horen de heren [de getuige1] en [de getuige2] , de beide monteurs die voor Geissler op 4 juli 2014 werkzaamheden hebben verricht in de stallen van de maatschap.
De maatschap heeft afgezien van het horen van getuigen van haar kant.
2.3
Geissler heeft geconcludeerd dat zij is geslaagd in het leveren van het haar opgedragen tegenbewijs. Zij heeft daarnaast verklaard moeite te hebben met het oordeel dat het bewijs is geleverd dat de uitval van de ventilatoren is veroorzaakt door haar monteurs behoudens door Geissler te leveren tegenbewijs -volgens haar berust dat oordeel op een redenering en niet op een beoordeling van bewijsmiddelen- en heeft gesteld en te bewijzen aangeboden dat de installatieautomaat ook kan zijn uitgeschakeld door het buitenspel zetten van de overbrugggingsschakelaar van de frequentieregelaar. Voorts heeft zij aangevoerd dat de overweging in het tussenarrest, dat ervan uitgegaan moet worden dat er geen oudere klimaatalarmmelding heeft bestaan, heroverweging verdient. Volgens Geissler is in technisch opzicht aangetoond dat een oudere, niet volwaardig opgevolgde klimaatalarmmelding aanwezig was en dat die verhinderde dat op 4 juli 2014 een nieuwe klimaatalarmmelding werd doorgegeven aan het alarmsysteem. Een omstandigheid die volgens Geissler uitsluitend is toe te rekenen aan [appellante] .
2.4
De maatschap heeft geconcludeerd dat Geissler niet is geslaagd in het tegenbewijs en dat er ook geen aanleiding bestaat om de overweging over een eerdere klimaatalarmmelding te heroverwegen.
t.a.v. de bewijsopdracht2.5 Het bezwaar van Geissler tegen de bewijsopdracht en de redenering van het hof die daartoe heeft geleid, geeft het hof geen aanleiding om op die opdracht terug te komen. Geissler gaat eraan voorbij dat de redenering mede is gebaseerd op verschillende omstandigheden die daarin worden benoemd. Op basis van die omstandigheden is het hof tot het voorshandse oordeel gekomen dat bewezen is dat de ventilatoren zijn uitgevallen door het omzetten van de schakelaar van de installatieautomaat door een monteur van Geissler.
t.a.v. de bewijslevering
2.6
Het hof is van oordeel dat Geissler niet is geslaagd in het leveren van het tegenbewijs. Het volgende wordt daartoe overwogen.
2.7
De heer [de getuige1] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
(…)
Ik heb op 4 juli 2014 's ochtends mijn collega [de getuige2] afgezet bij het bedrijf van [appellante] .
Ik heb hem uitgelegd welke werkzaamheden hij moest doen. Het waren eenvoudige
werkzaamheden die hij naar mijn mening zelfstandig zou kunnen uitvoeren. Zelf ben ik die
dag gaan werken op het bedrijf van de broer van de heer [naam1] .
Ik denk dat ik in de loop van de dag af en toe wel telefonisch contact zal hebben gehad met
[de getuige2] , maar ik heb daar geen actieve herinnering aan.
Aan het einde van de middag ben ik teruggekeerd op het bedrijf van [appellante] . Ik heb toen
de werkzaamheden die [de getuige2] had verricht gecontroleerd. Ik heb dat naar ik meen alleen
gedaan. [de getuige2] was zelf nog aan het werk in een van de stallen, ik meen stal 3 of stal 4. Na
mijn inspectie kwam ik in de stal waar [de getuige2] nog aan het werk was. Ik zag dat hij nog niet
helemaal klaar was met de aardingswerkzaamheden. Wat er nog precies gebeuren moest
weet ik niet meer, maar het was niet veel meer. Hoeveel tijd hij nog voor het afronden van
zijn werkzaamheden nodig zou hebben weet ik niet. Ik heb toen vluchtig gekeken naar de
werkzaamheden die [de getuige2] had verricht in de onderverdeelinrichting van die stal. De
beschermplaat was er af en de installatie lag dus open. Alle schakelaars in de
onderverdeelinrichting stonden omhoog. Als er schakelaars naar beneden zouden hebben
gestaan zou ik dat hebben gezien. Dat is iets waar je op let. U vraagt mij of ik ook op mijn
netvlies heb staan dat alle schakelaars omhoog stonden. Nee, dat niet. Maar als een
schakelaar naar beneden zou hebben gestaan dan zou mij dat zijn opgevallen. Ik ben
vervolgens buiten materialen gaan verzamelen. Toen ik de stal verliet was de
onderverdeelinrichting nog open. De beschermplaat was dus nog niet aangebracht. Ik kan mij
niet herinneren dat ik daarna nog terug ben geweest in de stal. Ik weet ook niet of de
werkzaamheden helemaal waren afgerond toen wij vertrokken. Ik heb dat niet gecontroleerd.
(…)
Op vragen van mr. van Huizen:
U vraagt mij of je bij het terugplaatsen van de beschermplaat de schakelaars kunt aanraken.
Het is mogelijk dat je bij het terugplaatsen een schakelaar aanraakt. Ik kan mij herinneren dat
mij wel eens is gebeurd dat ik bij het terugplaatsen van een plaat de aardingsschakelaar heb
omgezet per ongeluk. Ik kan mij echter niet voorstellen dat je bij het terug plaatsen ook de
schakelaars van de installatie automaat kan omzetten. Zo'n schakelaar heeft namelijk veel
meer weerstand. Die zet je niet ongemerkt om. Overigens is het omzetten van de
aardlekschakelaar mij niet overkomen bij het type installatie waar het hier om gaat. Volgens
mij kan het bij dit type eigenlijk niet gebeuren. Omdat je de plaat bij het teugplaatsen er goed
recht op moet zetten. Alleen als je het heel klungelig doet, zou je de aardlekschakelaar nog
kunnen omzetten.
U vraagt mij of ik mij kan herinneren of de ventilatoren aan stonden in de stal. Het was warm
die dag, dus de ventilatoren zullen wel hard aan hebben gestaan. Of ik dat ook heb gehoord,
kan ik mij niet herinneren. Maar als de ventilatoren uit zouden zijn geweest zou mij dat toch
zeker wel zijn opgevallen.
De heer [de getuige2] heeft verklaard:
Ik heb op 4 juli 2014 in stal 3 leidingwerk en goten geaard. Ik heb de aarding aangebracht in
de groepenkast op de aardingsreling die zich daar bevond.
U toont mij de foto op pagina 45 van deskundigen bericht. Op die foto zie je het type
installatie waaraan ik mijn werkzaamheden heb verricht. Om bij het binnenwerk te kunnen
moest ik eerst een doorzichtige beschermkap verwijderen, en vervolgens de beschermplaat
die op de foto is te zien. De foto op pagina 46 toont het binnenste van de groepenkast nadat
je de beschermplaat hebt verwijderd.
Ik heb mijn werkzaamheden aan die installatie die dag helemaal afgerond, voor zover mij
bekend. Aan het einde van de werkzaamheden heb ik de plaat en de kap weer teruggeplaatst.
Ik kan mij niet herinneren hoe de schakelaars stonden bij het afnemen van de beschermplaat.
Ik heb na het terugplaatsen van de plaat niet gecontroleerd hoe de schakelaars toen stonden,
of ze allemaal wel op "aan" stonden.
Bij het terugplaatsen van de beschermplaat is mij niet opgevallen dat ik een schakelaar zou
hebben omgezet. Als dat het geval zou zijn geweest, dan had ik dat geweten. Als zo'n
schakelaar wordt omgezet dan hoor je dat, dan voel je dat. Het geeft een behoorlijke dreun.
Ik weet dat ook omdat het mij wel eens is overkomen dat ik bij het terugplaatsen van zo'n
plaat een schakelaar per ongeluk heb omgezet. Dat merk je direct. Als gezegd, heb ik dat hier
niet gemerkt. U vraagt mij waarom ik zo zeker weet dat ik dat toen niet heb gemerkt. Ik weet
dat omdat ik daar in 2016 ook al over heb verklaard. Toen was het nog veel dichterbij het
incident en ik wist mij toen te herinneren dat ik dat niet had gemerkt.
De spanning is er tijdens mijn werkzaamheden niet op enig moment af geweest.
Bij het terugplaatsen van de beschermplaat en beschermkap was mijn collega [de getuige1] niet
aanwezig. Ik had hem gebeld dat ik klaar was en hij is mij toen komen ophalen. Hij heeft niet
specifiek deze kast gecontroleerd.
U houdt mij voor dat de heer [de getuige1] heeft verklaard dat toen hij op het werk terugkwam ik
nog niet klaar was met mijn werkzaamheden en dat de beschermplaat er ook nog niet op zat.
Het kan zijn dat ik mijn werkzaamheden nog aan het afronden was, maar bij mijn weten was
ik al klaar daarmee. Mij is tijdens het uitvoeren van mijn werkzaamheden niet iets bijzonders
opgevallen in de stal. Als toen de ventilatoren zouden zijn uitgevallen, zou ik dat zeker
hebben gemerkt. Je hoort de ventilatoren heel duidelijk. Als dat zou zijn gebeurd op het
moment dat ik de stal verliet, dan zou ik het misschien niet zo snel hebben gemerkt, maar
dan had ik het wel gemerkt aan het drukverschil bij de deuren. De ventilatoren zorgen
namelijk voor een onderdruk.
Ik kan mij niet herinneren dat er op 7 juli 2014 op het werk een bijeenkomst zou zijn geweest
van de monteurs. Als die is geweest en ik daar ook bij zou zijn geweest, kan ik mij dat in
ieder geval niet herinneren.
Ik heb van die dagen ook niet alles scherp. Ik werd op 5 juli gebeld over het incident en ben
daar enorm van geschrokken. Je voelt je onbewust op enige manier toch wel schuldig, want
ik was degene geweest die daar het laatst aan het werk was geweest.
(…)
U houdt mij voor dat ik in mijn verklaring van 8 maart 2016 heb gezegd dat we de
werkzaamheden nog niet hadden afgerond en de maandag daarop nog zouden terugkomen
om de werkzaamheden af te ronden. Volgens mij waren de aardingwerkzaamheden afgerond.
Het kan zijn dat ik toen heb gedoeld op ander soortige werkzaamheden die nog gedaan
moesten worden.
(…)
Op vragen van mr. van Huizen:
In de stal kun je de ventilatoren horen. Ik hoorde die dag ook andere geluiden, zoals het
geluid van pompen. Ik kon echter niet alle geluiden thuisbrengen, omdat ik daar toen nog
niet vertrouwd mee was.
U vraagt mij of ik al voor 4 juli 2014 eens had meegemaakt dat ik bij het terugplaatsen van
de plaat per ongeluk een schakelaar had omgezet. Nee, dat had ik toen nog niet meegemaakt.
De laatste vier jaar werk ik in de woningbouw en daar werk ik veel met groepenkasten. In
die periode is mij wel eens overkomen dat ik per ongeluk een schakelaar omzette. Ik weet daarvan dat het een behoorlijke klap geeft.
(…)
2.8
Uit de verklaring van [de getuige1] leidt het hof af dat het omzetten van een schakelaar bij het terugplaatsen van de beschermingsplaat van de onderverdeelinrichting op zichzelf mogelijk is en dat hij bij het verlaten van het werk niet heeft gecontroleerd of de schakelaars nog goed stonden. Op het moment van verlaten van het werk was volgens hem de
onderverdeelinrichting nog open en de beschermplaat nog niet aangebracht. [de getuige1] kan zich niet herinneren dat hij daarna nog terug is geweest in de stal. Dat laat volgens het hof de mogelijkheid open dat na zijn vertrek een schakelaar is omgezet.
Ook [de getuige2] verklaart dat bij het terugplaatsen van de beschermingsplaat het mogelijk is dat een schakelaar wordt omgezet. Het is hem ook weleens overkomen dat hij een schakelaar heeft omgezet. Hij heeft na het terugplaatsen van de plaat niet gecontroleerd of alle schakelaars nog op “aan” stonden en bevestigt dat [de getuige1] dat ook niet heeft gecontroleerd.
2.9
Daarmee volgt uit de verklaringen van de beide monteurs (a) dat het mogelijk is dat bij het terugplaatsen van de beschermingsplaat de schakelaar van de installatie-automaat is omgezet en (b) dat bij de beëindiging van de werkzaamheden niet is gecontroleerd of de schakelaars allemaal nog op “aan” stonden. Daarmee is met de verklaringen van de monteurs niet het vermoeden weerlegd dat bij de uitvoering van de werkzaamheden de schakelaar van de installatie-automaat (per ongeluk) is omgezet. Daar doet niet aan af dat volgens de verklaringen van [de getuige1] en [de getuige2] je het omzetten van een schakelaar merkt. Voorstelbaar is dat om een of andere reden, zoals een afgeleide aandacht en/of omgevingsgeluid, dat in dit geval niet is opgemerkt.
2.1
Geissler heeft in haar memorie na enquête er nog op gewezen dat tijdens de comparitie van partijen door de heren [naam3] en [naam4] is verklaard dat de installatieautomaat uitschakelt wanneer de overbruggingsschakelaar van de frequentieregelaar buiten spel wordt gezet. Volgens Geissler staat niet vast dat dit niet is gebeurd en zij heeft aangeboden om de expert [naam5] erover te horen dat dit het uitvallen van de installatieautomaat kan verklaren. Het hof is van oordeel dat deze stellingen en voormeld aanbod in dit stadium van de procedure te laat zijn en (dus) niet het te leveren tegenbewijs opleveren. Daarbij wordt opgemerkt dat Geissler er geen verklaring voor heeft gegeven waarom pas tijdens de comparitie voor het eerst die mogelijkheid als oorzaak van het uitvallen van de installatieautomaat is aangevoerd en evenmin waarom, als het inderdaad zou gaan om een reële mogelijkheid, zij niet in het kader van de aan haar opgedragen tegenbewijslevering [naam5] heeft laten horen. Geissler heeft verder ook niet (gemotiveerd) verzocht om heropening van de enquête.
t.a.v. het verzoek om heroverweging
2.11
Het hof ziet verder geen aanleiding om terug te komen op haar overweging in het tussenarrest over een eerdere klimaatalarmmelding.
2.12
In het tussenarrest is het hof na een daarvoor gegeven motivering in rov. 7.19 en 7.20 in rov. 7.21 tot het oordeel gekomen dat onvoldoende duidelijkheid is verkregen over de oorzaak van het uitblijven van een alarmmelding na het uitvallen van de ventilatoren en dat partijen van die oorzaak verder ook geen (voldoende bepaalde en gespecificeerde) nadere bewijslevering hebben aangeboden. Daarmee vormt, zo is verder overwogen, de uitval van de ventilatoren niet een grond voor aansprakelijkheid van Geissler, maar leidt die omstandigheid er aan de andere kant ook toe dat het (voorwaardelijke) beroep van Geissler op eigen schuld niet opgaat. Het betreft hier een eindbeslissing, waaraan het hof in beginsel gebonden is.
2.13
In haar memorie na enquête stelt Geissler zich op het standpunt, zo begrijpt het hof, dat uit de beschikbare gegevens, bezien in hun verband en samenhang, wel blijkt dat een alarmmelding is uitgebleven omdat een eerdere klimaatalarmmelding niet was opgeheven door de maatschap. Het hof leest in de stellingen van Geissler echter geen nieuwe argumenten, maar een herhaling van wat zij eerder op dat punt ook al heeft aangevoerd. Het is daarmee duidelijk dat Geissler vindt dat het hof de beschikbare gegevens onjuist heeft gewaardeerd en daarmee ten onrechte tot de slotsom is gekomen dat onvoldoende duidelijkheid is verkregen over de oorzaak van het uitblijven van een alarmmelding na het uitvallen van de ventilatoren. Het hof is echter niet gebleken dat zijn slotsom berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag en ziet daarom geen aanleiding om die te heroverwegen. Voor zover Geissler van haar stellingen nog nadere bewijslevering heeft aangeboden, gaat het hof daaraan voorbij, omdat een dergelijk aanbod in dit stadium van de procedure te laat is.
conclusie
2.14
De conclusie is daarmee dat Geissler aansprakelijk is voor de uitval van de ventilatoren en dat geen grond bestaat voor vermindering van de daaruit voortvloeiende schadevergoedingsverplichting op grond van eigen schuld van de maatschap.
Metaalunievoorwaarden
2.15
De maatschap heeft geen grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de Metaalunievoorwaarden doorwerken in de rechtsverhouding tussen haar en Geissler.
Dat staat daarmee tussen partijen vast. De maatschap stelt echter dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij geen beroep heeft gedaan op de vernietigbaarheid van die voorwaarden. Die grief is terecht. In de akte overlegging producties van 15 september 2016 doet de maatschap onder randnummer 2 sub g. voor zoveel nodig een beroep op vernietiging van die voorwaarden omdat die voorwaarden niet aan [appellante] Beheer ter hand zijn gesteld op de voet van artikel 6:233 sub b BW.
2.16
De vraag waartoe de doorwerking van de Metaalunievoorwaarden en het beroep van de maatschap op de vernietigbaarheid van die voorwaarden in deze zaak concreet leiden, laat het hof verder buiten beschouwing. De maatschap heeft gesteld dat die voorwaarden alleen van invloed kunnen zijn op de omvang van de schade en niet op de aansprakelijkheidsvraag die in deze procedure aan de orde is. Aangezien de maatschap voor het geval aansprakelijkheid van Geissler wordt aangenomen verwijzing naar de schadestaat heeft gevorderd en het hof ook niet beschikt over gegevens aan de hand waarvan de schade kan worden vastgesteld dan wel begroot, zal de zaak voor de vaststelling van de schade worden verwezen naar de schadestaat. Daarmee ligt de beantwoording van voormelde vraag buiten de reikwijdte van het geschil zoals dat door de maatschap in dit geding aan het hof is voorgelegd.

3.De slotsom

3.1
De bestreden vonnissen van 2 november 2016, 1 februari 2017 en 27 december 2017 van de Rechtbank Overijssel zullen worden vernietigd. De gevorderde verklaring voor recht dat Geissler aansprakelijk is voor de schade die de maatschap heeft geleden als gevolg van het overlijden van 1340 varkens in stal 3 op 4-5 juli 2014 is toewijsbaar. Geissler zal worden veroordeeld tot vergoeding van deze schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Geissler in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van de maatschap zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 82,75
- griffierecht € 619,-
- kosten deskundigenbericht
€ 18.150,-
totaal verschotten € 18.851,75
- salaris advocaat € 7.000,- (3,5 punten x tarief VI ad € 2.000,- per punt)
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de maatschap zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 81,-
- griffierecht
€ 741,-
totaal verschotten € 822,-
- salaris advocaat € 12.192,- (3 punten x tarief VI ad € 4.064,- per punt)

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart de maatschap niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het tussenvonnis van 18 mei 2016;
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Overijssel van 2 november 2016, 1 februari 2017 en 27 december 2017 en doet opnieuw recht;
  • verklaart voor recht dat Geissler aansprakelijk is voor de schade die de maatschap heeft geleden als gevolg van het overlijden van 1340 varkens in stal 3 op 4-5 juli 2014;
  • veroordeelt Geissler tot vergoeding van deze schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt Geissler in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van de maatschap wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 18.851,75 voor verschotten en op € 7.000,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 822,- voor verschotten en op € 12.192,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.E. Mulder, J. Smit en A.G.J. van Wassenaer van Catwijck en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2022.