ECLI:NL:GHARL:2022:1626

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
Wahv 200.285.833/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • A. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake sanctie verkeersvoorschriften en huurovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. De betrokkene, die als huurder van een voertuig werd aangemerkt, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter die zijn beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De betrokkene was beboet voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 17 km/h op 30 juni 2018. De sanctie van € 151,- was opgelegd aan de kentekenhouder, een autoverhuurbedrijf, en vervolgens verlegd naar de betrokkene als huurder van het voertuig. De betrokkene betwistte de geldigheid van de huurovereenkomst, omdat deze niet ondertekend was en hij geen rijbewijsgegevens had.

Het hof heeft overwogen dat, ondanks het ontbreken van een handtekening op de huurovereenkomst, voldoende bewijs was geleverd dat de betrokkene het voertuig had gehuurd. De huurovereenkomst bevatte voldoende identificerende gegevens van de betrokkene, zoals zijn naam, telefoonnummer en rijbewijsnummer. Het hof concludeerde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de betrokkene als huurder kon worden aangemerkt en dat de sanctie terecht was opgelegd.

Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld. Deze uitspraak benadrukt het belang van identificatie van de huurder in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.285.833/01
CJIB-nummer
: 219128633
Uitspraak d.d.
: 2 maart 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2020, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft van de geboden gelegenheid daarop te reageren geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 151,- voor: “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 17 km/h”. Deze gedraging zou zijn verricht op 30 juni 2018 om 10:24 uur op de Prins Hendrikkade in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene kan zich niet vinden in de beslissing van de kantonrechter. Bij inleidende beschikking is een sanctie opgelegd aan de kentekenhouder van het voertuig, een autoverhuurbedrijf. De officier van justitie heeft de boete op grond van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv verlegd naar de betrokkene als huurder van het voertuig. De betrokkene stelt dat er geen overeenkomst bestaat tussen de betrokkene en het autoverhuurbedrijf. De overgelegde overeenkomst is niet ondertekend en de rijbewijsgegevens zijn niet bij de betrokkene bekend.
3. Artikel 8 luidt -voor zover hier van belang- als volgt:
“b. De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was. (…) In de onder a, b, en c bedoelde gevallen is de officier van justitie bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie aan degene die de gedraging heeft verricht of aan degene die de huurder van het motorrijtuig (…) was.”
4. Het hof heeft in het arrest van 20 april 2016 (te vinden op rechtspraak.nl onder: ECLI:NL:GHARL:2016:3156) overwogen dat de strekking van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv meebrengt dat de huurder voldoende identificeerbaar dient te zijn teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de administratieve sanctie op te leggen aan de huurder van het morrijtuig. In de overgelegde huurovereenkomst zijn onder andere de naam van de betrokkene (dhr. [de betrokkene] ), het rijbewijsnummer van de betrokkene, het mobiele telefoonnummer van de betrokkene en het e-mailadres van de betrokkene vermeld. Uit raadpleging door de advocaat-generaal in het CBS-portaal is gebleken dat het rijbewijsnummer op naam van de betrokkene staat. Verder staat in de huurovereenkomst -zoals gezegd- een telefoonnummer. Dit telefoonnummer is in gebruik bij de betrokkene, nu hij dit nummer ook in zijn hoger beroepschrift heeft vermeld. Naar het oordeel van het hof zijn in de overgelegde huurovereenkomst voldoende gegevens van de betrokkene als huurder opgenomen. Dat op de huurovereenkomst een onjuiste geboortedatum staat vermeld en dat de overeenkomst niet is ondertekend, doet daar niet aan af. Het hof merkt voorts nog op dat de betrokkene gedurende de procedure ook niet heeft betwist dat het voertuig ten tijde van de gedraging bij hem in gebruik was.
5. Voor het overige heeft de betrokkene geen gronden aangevoerd die de beslissing van de kantonrechter dan wel de opgelegde sanctie regarderen. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter juist beslist door het beroep ongegrond te verklaren. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.