ECLI:NL:GHARL:2022:1683

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
P21/0396
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met focus op repatriëring naar geboorteland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van een jeugdige, geboren in 2004. De rechtbank Overijssel had eerder op 9 november 2021 de maatregel met twee jaar verlengd. Het hof oordeelde dat, hoewel er een hoog recidiverisico is, de voortzetting van de maatregel niet in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige. De jeugdige heeft aangegeven terug te willen keren naar zijn geboorteland, waar hij bij zijn moeder kan wonen en behandeld kan worden door lokale hulpverleners. Het hof concludeert dat de jeugdige in Nederland geen toekomst heeft en dat zijn situatie in de huidige inrichting niet bevorderlijk is voor zijn ontwikkeling. De maatregel wordt daarom verlengd, maar slechts voor de tijd die nodig is om de jeugdige feitelijk te repatriëren. De verlenging is vastgesteld op 176 dagen, met een voorwaardelijke einddatum op 1 mei 2022. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en het verzoek om nader onderzoek naar de repatriëring afgewezen, omdat het hof voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden tot terugkeer.

Uitspraak

PIJ P21/0396
Beslissing d.d. 3 maart 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2004,
verblijvende in [psychiatrisch centrum 1] te [plaats] ,
onder verantwoordelijkheid van [justitiële jeugdinrichting 1] te [plaats] ,
hierna: de jeugdige.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 9 november 2021, houdende verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, van 23 oktober 2019, waarbij de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd;
  • het achtste perspectiefplan van [justitiële jeugdinrichting 1] van 20 april 2021;
  • de brief van Raad voor de Kinderbescherming van 19 augustus 2021, inhoudende de uitkomsten van het onderzoek en het strafadvies voor de zitting van de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2021;
  • het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2021;
  • het verlengingsadvies van [justitiële jeugdinrichting 1] van 7 september 2021;
  • de vordering van de officier van justitie van 14 september 2021;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de jeugdige van 10 november 2021;
  • de registratiekaart betreffende de jeugdige van 2 december 2021;
  • de aanvullende informatie van [justitiële jeugdinrichting 1] van 24 december 2021;
  • de aanvullende informatie van [psychiatrisch centrum 1] van 25 januari 2022;
  • de notulen van de zorgconferentie van 31 januari 2022;
  • het e-mailbericht van het arrondissementsparket Oost-Nederland van 10 februari 2022, inhoudende dat zaak tegen de jeugdige betreffende de verdenking van mishandeling op 18 oktober 2021 nog in behandeling bij de politie is;
  • het e-mailbericht van mr. A.L. Louwerse van 10 februari 2022, inhoudende informatie de heer [deskundige 1] , als maatschappelijk werker en adviseur repatriëring verbonden aan [psychiatrisch centrum 1] , over de praktische uitvoerbaarheid van een eventuele repatriëring van de jeugdige naar [geboorteland] .
Het hof heeft ter zitting van 17 februari 2022 gehoord de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, de advocaat-generaal mr. V. Smink. Daarnaast zijn als deskundigen gehoord:
  • [deskundige 2] , als hoofd behandeling en GZ-psycholoog verbonden aan [psychiatrisch centrum 1] .
  • [deskundige 3] , als kinder- en jeugdpsychiater verbonden aan [justitiële jeugdinrichting 1] ;
  • [deskundige 4] , als gedragswetenschapper en GZ-psycholoog verbonden aan [justitiële jeugdinrichting 1] .
Verder is [betrokkene 1] gehoord als waarnemer van [betrokkene 2] ; beiden zijn verbonden aan de [stichting] die is belast met de voogdij over de jeugdige.

Overwegingen:

Het standpunt van de jeugdige
De jeugdige wil terugkeren naar [geboorteland] . Hij heeft geen toekomst in Nederland. Hij heeft hier geen status, en komt niet in aanmerking voor verloven. Hij begrijpt dat zijn agressieve gedrag heeft geleid tot de beëindiging van zijn behandeling in [justitiële jeugdinrichting 1] . Hij wil geen problemen meer veroorzaken door agressief gedrag. Hij staat open voor verdere behandeling maar hij wordt niet meer behandeld. Hij verblijft in een kliniek voor volwassenen, waar hij gemiddeld 21 tot 22 uur per etmaal achter een gesloten celdeur zit. Hij is somber en eenzaam. Hij piekert veel bij gebrek aan perspectief. De vele beperkingen leiden bij hem ook tot frustratie en boosheid.
De jeugdige is eindelijk gehoord door de politie als verdachte van de mishandeling van een medewerker van [psychiatrisch centrum 1] op 18 oktober 2021. Na dit incident heeft [psychiatrisch centrum 1] bij het Ministerie gemeld dat hij met spoed moet worden uitgeplaatst, enerzijds vanwege de impact van het incident op het personeel en anderzijds vanwege de vijfmansbenadering, de belasting van de personeelsbezetting en het feit dat de hij niet meer dan drie uur per dag van de cel af kan, wat niet in het belang van een zo gunstige mogelijke ontwikkeling van de jeugdige is.
De jeugdige heeft in de afgelopen maanden geen agressieve incidenten veroorzaakt. Hij praat meer over zijn gevoelens en gedachten, staat open voor therapie en werkt mee aan medicatiewijzigingen. De wijziging in de medicatie van olanzapine naar clozapine is echter teruggedraaid vanwege de bijwerkingen en de eventuele somatische schade van clozapine, terwijl de effectiviteit van die medicatie niet getoetst kan worden omdat de jeugdige toch voornamelijk op cel wordt gehouden. De diagnostiek, therapie en de medicamenteuze behandeling van de jeugdige kunnen pas plaatsvinden na zijn vertrek uit [psychiatrisch centrum 1] .
Uit de notulen van de zorgconferentie op 31 januari 2022, waarbij de raadsvrouw niet mocht aansluiten, blijkt dat geen enkele instelling waar de jeugdige voor plaatsing is aangeboden, bereid is hem te plaatsen. De conclusie van zorgconferentie is dat de jeugdige opnieuw wordt aangeboden voor plaatsing op een afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) en dat hij hierna misschien in aanmerking komt voor plaatsing in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC).
De plaatsing van de jeugdige op een BPG-afdeling zal leiden tot een verslechtering van zijn situatie. Op een BPG-afdeling is geen sprake van onderwijs en arbeid en daar zal met name geen diagnostiek en ook geen therapie plaatsvinden, wat volgens [justitiële jeugdinrichting 1] en [psychiatrisch centrum 1] juist nodig is om het recidiverisico te verminderen en toe te werken naar het einde van de PIJ-maatregel en de terugkeer van de jeugdige naar [geboorteland] . [psychiatrisch centrum 1] vindt de huidige situatie nijpend en geeft in de notulen van de zorgconferentie aan dat de psychische toestand van de jeugdige binnen deze kliniek enkel zal verslechteren.
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat een verlenging van de PIJ-maatregel ook in het belang moet zijn van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van een jeugdige. In dit geval leidt een verlenging van de PIJ-maatregel daarnaast tot schending van de artikelen 31, 37 en 41 van het Internationale Verdrag inzake de rechten van het kind (IVKR). De huidige situatie van de jeugdige in [psychiatrisch centrum 1] en zijn situatie na de voorgenomen plaatsing op een BPG-afdeling leveren tevens schendingen op van de artikelen 3, 5 lid 1 onder e en 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).
De raadsvrouw acht de terugkeer naar [geboorteland] in het belang in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige. In [geboorteland] heeft hij onderdak in het huis van zijn moeder en een sociaal netwerk om zich heen en daar zal hij kunnen worden behandeld door een psychiater en een psycholoog in zijn eigen taal en cultuur.
De raadsvrouw heeft primair bepleit de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen. In dat geval eindigt de maatregel van rechtswege voorwaardelijk onder de algemene voorwaarden. Dit staat niet in de weg aan de uitzetting van de jeugdige naar [geboorteland] door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTV). Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht nader onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden tot terugkeer van de jeugdige naar [geboorteland] . De raadsvrouw heeft meer subsidiair bepleit de verlengingsduur van de PIJ-maatregel te beperken tot zes maanden dan wel tot maximaal 12 maanden. Enerzijds dient een vinger aan de pols te worden gehouden om de voortgang van het traject tot plaatsing en behandeling van de jeugdige in de gaten te houden en om hem perspectief te bieden. Anderzijds kan het hof niet, zoals bij een terbeschikkingstelling, de maatregel beëindigen onder de bijzondere voorwaarde dat de jeugdige na zijn uitzetting naar [geboorteland] niet terugkeert naar Nederland, maar de rechtbank kan wel een onderzoek gelasten naar de mogelijkheid om deze bijzondere voorwaarde te stellen bij een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Bij een verlenging van de PIJ-maatregel heeft de raadsvrouw verzocht een overweging te wijden aan de inspanningen die alle betrokken instanties moeten verrichten om de jeugdige zo snel mogelijk te laten terugkeren naar [geboorteland] . De raadsvrouw heeft tevens verzocht een aanwijzing in de richting van de Minister te geven, indien op korte termijn geen geschikte behandelsetting wordt gevonden, om de procedure van artikel 6:2:22 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering in gang te zetten en de PIJ-maatregel onvoorwaardelijk te beëindigen, dan wel voorwaardelijk te beëindigen onder de bijzondere voorwaarde dat de jeugdige niet terugkeert naar Nederland.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De jeugdige heeft een traumatisch verleden. Hij lijdt aan ernstige stoornissen. Zijn agressieve gedrag in instellingen heeft tot veel problemen geleid. Agressieve delicten en incidenten maken het lastig hem te behandelen. Er zijn wel enige lichtpuntjes te noemen. De jeugdige zet zich in om wat aan zijn agressieproblematiek te doen. Hij wil zijn gedrag wel veranderen maar dat lukt hem nog niet altijd even goed. Het recidiverisico wordt als matig tot hoog ingeschat. De bescherming van de maatschappij vereist een verlenging van de PIJ-maatregel. De jeugdige voelt zich eenzaam. Hij heeft geen steunend netwerk in Nederland. Dit maakt de behandeling voor hem een grotere uitdaging dan voor jeugdigen die hier familie en vrienden om zich heen hebben en daarop kunnen leunen. De jeugdige wil graag terugkeren naar [geboorteland] . De eenzaamheid van de jeugdige en het gebrek aan steun vanuit zijn netwerk, zijn echter onvoldoende redenen om hem meteen terug te laten keren naar [geboorteland] . In dat geval valt de beschermende structuur van de kliniek weg en is de kans op herhaling van agressieve delicten groot. Dat kan de maatschappij in [geboorteland] ook niet worden aangedaan. In [geboorteland] lijkt een woonplek voor de jeugdige bij zijn moeder beschikbaar te zijn, maar zijn moeder heeft hem in het verleden in de steek gelaten. Het lijkt mogelijk te zijn de jeugdige in [geboorteland] te behandelen. Het is echter niet duidelijk waaruit die behandeling zal bestaan. De jeugdige zal uiteindelijk moeten terugkeren naar [geboorteland] , maar daarvoor is het op dit moment nog te vroeg. [justitiële jeugdinrichting 1] blijft betrokken bij de jeugdige en is ook geïnteresseerd in zijn welzijn, hoewel hij inmiddels is geplaatst bij [psychiatrisch centrum 1] . De voorgenomen overplaatsing van de jeugdige naar een BPG-afdeling is een tijdelijke stap om meer rust en structuur te krijgen. Vanuit de BPG-afdeling dient te worden toegewerkt naar volgende stappen, waaronder het stellen van een goede diagnose, het opstellen van een goed behandelplan en het opbouwen van een relatie met de jeugdige. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de verlengingsbeslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt.
Indexdelicten
Bij arrest van 23 oktober 2019 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, aan de jeugdige de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd ter zake van onder andere poging tot doodslag, opzettelijk in vereniging geweld plegen tegen personen en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen en/of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Bij de jeugdige is sprake van een reactieve hechtingsstoornis en een normoverschrijdende gedragsstoornis waarbij proactieve agressie veelvuldig voorkomt. Daarnaast worden bij hem kenmerken gezien van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met borderline, antisociale en narcistische trekken. Verder is er bij hem sprake van onverwerkt meervoudig psychotrauma.
Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Bij de gestructureerde risicotaxatie van gewelddadig gedrag voor jeugdigen (SAVRY) scoort de jeugdige hoog op veel historische, sociale en individuele risicofactoren. De beïnvloeding van de risico’s wordt belemmerd door het ontbreken van beschermende factoren en dan met name het ontbreken van een steunend netwerk in Nederland en het ontbreken van de mogelijkheid om in Nederland verlof in het behandeltraject in te zetten, nu de jeugdige hier geen status heeft. Hoewel de jeugdige gedurende zijn verblijf in de inrichting binnen zijn huidige mogelijkheden voorzichtige ontwikkelingen heeft laten zien, heeft dit nog niet geleid tot een afname van het recidiverisico.
Voorwaarden voor verlenging
Het hof stelt voorop dat de maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist en die verlenging ook in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige is. Gelet op het hoge recidiverisico wordt voldaan aan de eerste voorwaarde voor een verlenging van de maatregel. Het hof heeft het volgende in aanmerking genomen bij de beantwoording van de vraag of een verlenging van de maatregel ook in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige is.
Verblijf van de jeugdige in (jeugd) inrichtingen
De jeugdige heeft tijdens zijn voorarrest vanaf 14 juli 2018 en de daarop aansluitende tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel met ingang van 7 november 2019 verbleven in verschillende justitiële jeugdinrichtingen, waaronder [justitiële jeugdinrichting 1] .
Naar aanleiding van verbaal en fysiek agressieve incidenten is de jeugdige overgeplaatst naar de Forensische Observatie en Begeleidingsafdeling (FOBA) en vervolgens naar de Very Intensive Care (VIC) afdeling. Gedurende zijn verblijf op de VIC-afdeling is hem een grotendeels individueel programma aangeboden, wat inhoudt dat het dagprogramma - ook wat betreft het onderwijs - beperkt is geweest en dat hij individueel is begeleid door drie begeleiders. De agressieve incidenten bleven zich voordoen. Uiteindelijk heeft een incident eind juni 2021 geleid tot een crisisplaatsing van de jeugdige op de Individueel Traject Afdelingen (ITA) van de [justitiële jeugdinrichting 2] te [plaats] en [justitiële jeugdinrichting 3] te [plaats] . Op 13 juli 2021 is de jeugdige overgeplaatst naar een justitiële inrichting voor volwassenen, te weten [psychiatrisch centrum 1] te [plaats] , waar hij op dit moment nog verblijft.
Schuldigverklaring van de jeugdige zonder oplegging van straf of maatregel
Bij vonnis van 28 augustus 2021 heeft de rechtbank Rotterdam de jeugdige schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel ter zake van mishandeling van vier personen in [justitiële jeugdinrichting 1] , onder wie drie medewerkers van deze inrichting, op verschillende dagen in de periode van 18 september 2020 tot en met 29 juni 2021. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat een straf, in welke vorm ook, de terugkeer van de jeugdige naar [geboorteland] kan belemmeren.
Verlengingsadvies van [justitiële jeugdinrichting 1]
heeft geadviseerd de maatregel met een termijn van 24 maanden te verlengen. Bij dit advies is rekening gehouden met de tijd die de terugkeer van de jeugdige naar [geboorteland] in beslag zal nemen. Aangezien resocialisatie van de jeugdige binnen Nederland niet tot de mogelijkheden behoort, acht de inrichting het wenselijk dat de maatregel wordt beëindigd op het moment dat hij daadwerkelijk kan terugkeren naar [geboorteland] .
Aanvullende informatie van [psychiatrisch centrum 1]
Op 18 oktober 2021 heeft de jeugdige een medewerker van [psychiatrisch centrum 1] tegen het hoofd geslagen, waardoor die medewerker op de grond viel en gewond raakte. Naar aanleiding van deze mishandeling is de jeugdige overgeplaatst naar een andere Intensive Care Unit (ICU) in de kliniek, waar hij tijdens uitsluitmomenten wordt begeleid/beveiligd door vijf personen. Dit frustreert de jeugdige die er met enige regelmaat op zinspeelt weer te gaan slaan. Hierdoor blijft de situatie gespannen en ziet de kliniek geen mogelijkheden om de beveiliging af te schalen.
Naar aanleiding van voormeld incident is tevens het medicatiebeleid gewijzigd. In plaats van de olanzapine is vanaf 10 november 2021 clozapine aan de jeugdige voorgeschreven om agressie te voorkomen. Ten aanzien van de aanpassing van het medicatiebeleid merkt de behandelaar op dat het problematisch blijft om de jeugdige van zeventien jaar op basis van een voorgeschiedenis van zeer veel fysieke agressie tegen hulpverleners, in te stellen op clozapine, onder een niet bij hem passend, mogelijk daardoor averechts uitwerkend, therapeutisch milieu. Hij zit een groot deel van de dag op cel en er zijn weinig niet-medicamenteuze behandelinterventies, waardoor het therapeutische effect van de clozapine behandeling niet goed geëvalueerd kan worden. Mocht er de komende weken geen significantie positieve verandering in het toestandsbeeld zichtbaar zijn, dan vraagt de behandelaar zich af of het gerechtvaardigd is door te gaan met de clozapinebehandeling, wanneer dit wordt afgewogen tegen de mogelijk somatische schade die gepaard gaat met die behandeling. Bij de laatste evaluatie van de medicatiewijziging op 19 januari 2022 heeft de jeugdige gezegd dat hij wil stoppen met clozapine. Hij ervaart dagelijks boosheid en nog meer wanhoop. Hij voelt zich down omdat hij veel op zijn kamer zit, en hij ziet het nut van de medicatie vooral niet in, omdat hij toch nauwelijks van zijn kamer komt. De jeugdige is op advies van behandelaar akkoord gegaan met een stapsgewijze afbouw van de clozapine en hij wil het gebruik van die medicatie opnieuw overwegen wanneer hij binnen een afdeling is en hij zijn dagprogramma buiten zijn kamer kan uitbreiden.
Zorgconferentie van 31 januari 2021
De casus van de jeugdige is besproken tijdens de zorgconferentie door vertegenwoordigers van de Dienst Individuele Zaken (DIZ), [psychiatrisch centrum 2] , [justitiële jeugdinrichting 1] en [psychiatrisch centrum 1] . Uit de notulen van de zorgconferentie komt onder meer het volgende naar voren.
In [psychiatrisch centrum 1] wordt de jeugdige begeleid door vijf personen. Hiervan wordt niet afgeweken en daardoor ontstaat een vicieuze cirkel. De jeugdige ervaart door de bejegening steeds krenking die gevolgd wordt door agressie, waardoor hij ingeperkt moet worden, wat bij hem weer krenking oproept.
De deelnemers aan de zorgconferentie adviseren de jeugdige op korte termijn te plaatsen op een BPG-afdeling van een gevangenis waar veiligheid en structuur voorop staan. Eerder is een plaatsing op deze plek niet gelukt. Binnen de onwrikbare structuur van de BPG-afdeling en daaruit voortvloeiende veiligheid en rust, zal op termijn toegewerkt kunnen worden naar een vervolgvoorziening. De plaatsing van de jeugdige in een PPC in de buurt van de BPG-afdeling, zodat er gemakkelijk kan worden opgeschaald indien dat noodzakelijk is, zou een logische volgende stap zijn. Binnen die kaders kan de jeugdige “klaargemaakt” en – in samenwerking met het jeugd- en TBS-veld – voorbereid worden om opnieuw de behandeling in te gaan. Dit zal een langdurig traject zijn. Op de lange termijn wordt gekoerst op repatriëring van de jeugdige naar [geboorteland] . De repatriëringsdeskundige van [psychiatrisch centrum 1] heeft contact gezocht met een psychiater in [geboorteland] die in dezelfde plaats als de moeder van de jeugdige woont. Deze psychiater heeft aangegeven dat de jeugdige naar [geboorteland] kan komen, mits hij bij zijn moeder kan wonen, en dat er medicatie en een psycholoog voor hem beschikbaar zijn. De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) heeft contact gezocht met de moeder van de jeugdige. Bij terugkeer van de jeugdige naar [geboorteland] zou zijn moeder het wettelijk gezag moeten overnemen van de [stichting] die nu is belast met de voogdij. Er zou een door de moeder ondertekend document zijn, waarin zij daarmee instemt. De jeugdige kan praktisch gezien terugkeren naar [geboorteland] .
Onderzoek naar de praktische uitvoerbaarheid van repatriëring
De maatschappelijk werker en adviseur repatriëring van [psychiatrisch centrum 1] , de heer [deskundige 1] , heeft in een e-mailbericht aan de raadsvrouw verslag gedaan van zijn onderzoek naar de praktische uitvoerbaarheid van een eventuele repatriëring. De conclusie van het onderzoek is dat wordt voldaan aan de voorwaarden om praktisch tot repatriëring van de jeugdige over te kunnen gaan. De jeugdige heeft een verlopen paspoort, dat inmiddels is opgehaald bij kennissen van hem, waarmee hij kan uitreizen naar [geboorteland] . De moeder van de jeugdige heeft een schriftelijke verklaring ondertekend, inhoudende dat zij bereid is en de mogelijkheid heeft de jeugdige in huis te nemen. Dit document is in het bezit van de IOM, de voogd van de jeugdige en de heer [deskundige 1] . De psychiater in [geboorteland] is bereid de jeugdige psychiatrisch te behandelen indien hij terugkeert naar [geboorteland] . Voor zijn behandeling is behalve de psychiater ook een psycholoog en medicatie beschikbaar.
Verklaringen van de deskundigen
Ter zitting hebben de deskundigen een toelichting gegeven op de adviezen en informatie met betrekking tot de verlenging van de maatregel, de invulling van de maatregel na een eventuele verlenging en de repatriëring van de jeugdige.
De deskundige [deskundige 4] heeft verklaard dat nog niet was voldaan aan de voorwaarden voor de praktische mogelijkheden tot repatriëring van de jeugdige toen het verlengingsadvies werd uitgebracht door van [justitiële jeugdinrichting 1] . De deskundige handhaaft vooralsnog het verlengingsadvies. De inrichting acht een verlenging van de maatregel puur op basis van het recidiverisico nodig. Mocht blijken dat de jeugdige op een verantwoorde manier terug kan keren naar [geboorteland] , dan acht de inrichting het nog steeds wenselijk dat de maatregel op dat moment wordt beëindigd. De deskundige vindt het lastig antwoord te geven op de vraag of de jeugdige bij voorkeur verder wordt behandeld in Nederland, dan wel dat zijn behandeling wordt voortgezet in [geboorteland] . De deskundige heeft vanuit [psychiatrisch centrum 1] begrepen dat het voor een terugkeer van de jeugdige naar [geboorteland] noodzakelijk is, dat de risicofactoren verlaagd zijn. De inrichting heeft na het laatste incident in juni 2021 helaas moeten concluderen dat zij de veiligheid van haar personeel onvoldoende kan waarborgen. Daarom is gezocht naar een inrichting voor volwassenen, waar de jeugdige is geplaatst. Volgens de deskundige bestaat inderdaad het risico dat de vicieuze cirkel die bij hem leidt tot geweld, hierdoor niet wordt doorbroken.
De deskundige [deskundige 3] heeft zich aangesloten bij de verklaring van de deskundige [deskundige 4] . Verder heeft de deskundige [deskundige 3] verklaard dat het tijdens het verblijf van de jeugdige in [justitiële jeugdinrichting 1] heel moeilijk was om de veiligheid van de groepsgenoten en het personeel te waarborgen. De deskundige herkent de vicieuze cirkel die wordt beschreven in de notulen van de zorgconferentie en de voorbeelden van volwassen gedetineerden waarbij die cirkel is doorbroken door een gedragsmatige benadering op een BPG-afdeling. Hij hoopt dat die cirkel in het geval van de jeugdige wordt doorbroken door hem op een BPG-afdeling te plaatsen en gedragsmatig te benaderen, maar dit kan hij niet garanderen.
Volgens de deskundige [deskundige 2] kan een terbeschikkinggestelde vreemdeling pas worden teruggestuurd naar zijn land van herkomst wanneer de risicofactoren zijn behandeld en het risico tot aanvaarbare proporties is teruggebracht. De deskundige weet niet of dit ook geldt voor de PIJ-maatregel, maar als dat zo is, dan gaat de behandeling van de jeugdige in het kader van de PIJ-maatregel voor zijn repatriëring naar [geboorteland] . Het recidiverisico is nog steeds heel hoog. De deskundige heeft vrijwel geen zicht op de behandeling die de jeugdige in [geboorteland] zou kunnen krijgen. In [geboorteland] is een psychiater die een recept voor medicatie kan uitschrijven, maar daar zijn geen klinische voorzieningen met een vergelijkbare mate van beveiliging als Nederlandse klinieken.
De jeugdige heeft recent opnieuw ernstige dreigementen geuit, waardoor van [psychiatrisch centrum 1] nog verdere beperkingen heeft moeten doorvoeren om geweld te voorkomen. De kliniek vindt dat hij moet worden overgeplaatst naar een andere inrichting, zoals een BPG-afdeling in een gevangenis, waar hij nog veiliger kan worden behandeld. Die veiligheid is noodzakelijk om tot een behandeling te kunnen komen. De kliniek blijft bij haar advies de jeugdige eerst te plaatsen op een BPG-afdeling. Zij wacht nog op een reactie van het Ministerie op dit advies. De jeugdige zou op een BPG-afdeling kunnen toewerken naar een veilig verblijf zonder incidenten, waarna het beveiligingsniveau geleidelijk kan worden afgebouwd en kan worden toegewerkt naar een behandeling in een PPC. In de notulen van de zorgconferentie is sprake van een vicieuze cirkel, waarbij agressie wordt gevolgd door beperking, wat weer meer agressie oproept. Op de vraag hoe die vicieuze cirkel kan worden doorbroken door de jeugdige op een BPG-afdeling te plaatsen heeft de deskundige geantwoord dat op een BPG-afdeling niet wordt gewerkt vanuit een samenwerkingsrelatie, zoals in zorg- en behandelinstellingen, maar puur vanuit het gedrag. Tijdens de zorgconferentie heeft een medewerker van de DIZ enkele voorbeelden genoemd van volwassen gedetineerden, waarbij die benadering tot vooruitgang heeft geleid. Voor het geval die benadering bij de jeugdige niet werkt, is er voor hem geen alternatief plan aan de orde gekomen tijdens de zorgconferentie.
Oordeel van het hof
Het hof stelt vast dat de behandeling van de jeugdige in [justitiële jeugdinrichting 1] niet van de grond is gekomen. Naar aanleiding van agressieve incidenten in deze jeugdinrichting, waaronder mishandelingen van drie personeelsleden, is hij eerst voor een crisisplaatsing naar andere jeugdinrichtingen gegaan en uiteindelijk overgeplaatst naar [psychiatrisch centrum 1] . In deze kliniek voor volwassen terbeschikkinggestelde vreemdelingen heeft de jeugdige opnieuw een personeelslid mishandeld. Sinds die mishandeling wordt hij vrijwel niet meer behandeld, zit hij alleen op zijn kamer achter een gesloten deur en komt hij slechts enkele uren per etmaal buiten zijn kamer onder begeleiding van vijf personen. [psychiatrisch centrum 1] heeft hem aangemeld bij DIZ voor overplaatsing naar een andere instelling, waarbij thans wordt gedacht aan een plaatsing op een BPG-afdeling van een penitentiaire inrichting voor volwassenen.
Het hof constateert dat de overplaatsing van de jeugdige van een jeugdinrichting naar een kliniek voor volwassenen met een hoger beveiligingsniveau, de veiligheid van personen niet heeft kunnen waarborgen. Evenmin heeft dit geleid tot hervatting van een betekenisvolle behandeling. Uit de stukken komt naar voren dat er sprake is van een vicieuze cirkel. De jeugdige voelt zich onheus bejegend en gekrenkt, wat bij hem leidt tot boosheid en frustratie, waarop hij verbaal of fysiek agressief reageert, waarna zijn vrijheden worden beperkt en daardoor voelt hij zich opnieuw onheus bejegend en gekrenkt. Het recidiverisico wordt dus verhoogd door de huidige context.
Daarbij komt dat tegenover de risicoverhogende factoren in de huidige situatie van de jeugdige vrijwel geen beschermende factoren staan, die er in [geboorteland] mogelijk wel zijn. Hij heeft geen steunend netwerk in Nederland. Hij komt als vreemdeling zonder recht op verblijf in Nederland niet in aanmerking voor resocialisatie in de Nederlandse maatschappij. De Nederlandse cultuur is vreemd voor hem en hoewel hij inmiddels verrassend goed Nederlands spreekt, is er sprake van een taalbarrière. Omdat de jeugdige feitelijk niet meer wordt behandeld, wordt het aanwezige recidiverisico nu niet verminderd. Het hof verwacht ook niet dat de impasse in de behandeling zal worden doorbroken door hem te plaatsen in een penitentiaire inrichting voor volwassenen op een BPG-afdeling met een nog hoger beveiligingsniveau waar zijn vrijheden nog verder zullen worden beperkt. Dit lijkt eerder een voortzetting van de huidige dynamiek.
Het hof is van oordeel dat de jeugdige thans niet in een passende setting verblijft. Het verblijf van de jeugdige op een BPG-afdeling is evenmin passend voor hem. Het verblijf in een kliniek of penitentiaire inrichting voor volwassenen met zeer vergaande beperkingen van de vrijheden draagt in ieder geval niet bij aan een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige en kan zelfs schadelijk voor hem zijn. Ook overigens is er geen enkel zicht op een mogelijkheid de jeugdige binnen een afzienbare termijn te plaatsen in een passende voorziening in Nederland, waar enerzijds de veiligheid voldoende is gewaarborgd en anderzijds het in Nederland aanwezige recidiverisico kan worden verminderd door de jeugdige te behandelen.
Het hof stelt vast dat de repatriëring van jeugdige naar [geboorteland] feitelijk mogelijk is. Hij kan daar bij zijn moeder gaan wonen en in haar woonplaats worden behandeld door een psychiater die zich bereid heeft verklaard hem te behandelen. Voor de behandeling van de jeugdige in [geboorteland] is ook medicatie en een psycholoog beschikbaar. In [geboorteland] wordt het risico beperkt door beschermende factoren die ontbreken in Nederland. De jeugdige heeft een sociaal netwerk in [geboorteland] . Hij wil zelf terugkeren naar zijn geboorteland. Hij is bereid zich daar te laten behandelen. Die behandeling wordt niet belemmerd door cultuurverschillen en een taalbarrière. De vicieuze, risicoverhogende cirkel waarin de jeugdige zich nu bevindt, wordt bij een terugkeer naar [geboorteland] doorbroken.
Alles afwegende concludeert het hof dat voortzetting van de maatregel niet in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige. Dat belang is wel gediend met een terugkeer naar [geboorteland] .
Naar het oordeel van het hof is het echter niet verantwoord en ook niet in het belang van de jeugdige dat hij onmiddellijk op straat komt te staan, waarna hij op eigen gelegenheid moet terugkeren naar [geboorteland] , dan wel dat hij in afwachting van zijn uitzetting in vreemdelingenbewaring moet verblijven. Daarom zal het hof de verlengingsvordering niet afwijzen, zoals de raadsvrouw primair heeft bepleit.
Het hof acht zich voldoende voorgelicht over de mogelijkheden tot repatriëring van de jeugdige. Het subsidiaire verzoek van de raadsvrouw hier nader onderzoek naar te laten doen wordt dan ook afgewezen.
Het hof is van oordeel dat de verlengingsduur van de maatregel in dit uitzonderlijke geval beperkt dient te worden tot de termijn die nodig zal zijn om de jeugdige feitelijk te kunnen repatriëren. Mede gelet op het tijdsverloop sinds de formele expiratiedatum van de maatregel is een verlenging met een termijn van 176 dagen aangewezen. Gezien de huidige situatie acht het hof een verdere verlenging van maatregel niet in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige.
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, derde volzin, van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof vast dat, tenzij beslist wordt tot verdere verlenging, de maatregel voorwaardelijk zal eindigen op 1 mei 2022 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 1 mei 2023.
Het hof gaat er vanuit dat de maatregel na afloop van de huidige verlengingstermijn voorwaardelijk zal eindigen en dat de officier van justitie - bijzondere omstandigheden uitgezonderd - geen nieuwe verlengingsvordering zal indienen. Het nu nog resterende gedeelte van de verlengingstermijn dient te worden gebruikt om de jeugdige op verantwoorde wijze terug te laten keren naar [geboorteland] .

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 9 november 2021 met betrekking tot de jeugdige
[jeugdige].
Wijst afhet verzoek tot het doen van nader onderzoek naar de mogelijkheden tot repatriëring van de jeugdige,
Verlengt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van
176 dagenen verstaat dat door deze verlenging de termijn van de maatregel voorwaardelijk eindigt op 1 mei 2022.
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en drs. E.L.M. Klein Haneveld en dr. W.J. Canton als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 3 maart 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.