ECLI:NL:GHARL:2022:1755

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
21/00064 en 21/00065
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting en vrijstelling kraamzorg

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank de bezwaren van belanghebbende tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende, die een bemiddelingsbureau voor kraamzorg exploiteert, heeft in de jaren 2011 tot en met 2015 naheffingsaanslagen ontvangen van de Belastingdienst. De inspecteur heeft vastgesteld dat er omzetbelasting verschuldigd is over de bedragen die aan de bemiddelingsactiviteit zijn toegerekend. Belanghebbende stelt dat haar diensten vrijgesteld zijn van omzetbelasting op grond van een goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën, maar het hof oordeelt dat deze vrijstelling alleen geldt voor de daadwerkelijke kraamzorg en niet voor de bemiddelingsdiensten die belanghebbende verleent. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 maart 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers 21/00064 en 21/00065
uitspraakdatum: 8 maart 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 december 2020, nummers LEE 19/3423 en 19/3799, ECLI:NL:RBNNE:2020:4141 in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 32.421. Bij beschikking is € 5.238 aan heffingsrente berekend.
1.2.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 220.804. Bij beschikking is € 17.502 aan belastingrente berekend.
1.3.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank NoordNederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 25 januari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A.B.M. Loesink, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede drs. [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] , [naam3] en [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende dreef in de jaren 2011 tot en met 2015 in de vorm van een eenmanszaak een onderneming onder de naam “ [naam5] ” (hierna: het Zorgburo). Het Zorgburo heeft een toelating als bedoeld in artikel 5 van de Wet Toelating Zorginstellingen voor het verlenen van kraamzorg.
2.2.
Belanghebbende heeft in het kader van de uitoefening van haar onderneming met verschillende kraamzorgverleners een overeenkomst gesloten met de titel “overeenkomst tussen de bemiddelingsorganisatie en de zelfstandig zorgverlener”. In deze overeenkomst staat onder meer:

1. De bemiddelingsorganisatie
Naam [naam5]
(…)
Verder te noemen “de bemiddelingsorganisatie”,

2.De zelfstandig zorgverlener

(…)
Komen het volgende overeen:

3.Begrippen en definities


De bemiddelingsorganisatietreedt op als bemiddelaar tussen de cliënt en de zelfstandig zorgverlener. Uitgaande van de hulpvraag beperkt de rol van de bemiddelingsorganisatie zich tot het met elkaar in contact brengen van de cliënt en de zelfstandig zorgverlener. Indien de cliënt niet al op een andere wijze in contact is gebracht met de zorgverlener. De bemiddelingsorganisatie zal op geen enkele wijze treden in de bevoegdheden van de zelfstandig zorgverlener of de cliënt, zoals: de daadwerkelijke invulling en regeling van de zorgdiensten, de beoordeling van de door de zelfstandig zorgverlener verrichte zorgdiensten en de behandeling van de wederzijdse klachten.

De zelfstandig zorgverlenermaakt er zijn beroep van om voor eigen rekening en risico zorgdiensten te verrichten. Tussen de zelfstandig zorgverlener en de bemiddelingsorganisatie bestaat geen arbeidsverhouding. De zelfstandig zorgverlener is ook niet in dienst van de cliënt. De zelfstandig zorgverlener sluit een zorgovereenkomst met de cliënt. De zelfstandig zorgverlener dient zelf over de vergoeding aangifte te doen bij de Belastingdienst. Een eventuele aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen is voor rekening van de zelfstandig zorgverlener.

De cliëntis een natuurlijk persoon en opdrachtgever van de zelfstandig zorgverlener.
(…)

4.Bemiddeling

De bemiddelingsorganisatie spant zich in om de zelfstandig zorgverlener op basis van de aangegeven beschikbaarheid en het deskundigheidsniveau te bemiddelen.
De zelfstandig zorgverlener heeft de vrijheid om al dan niet een door de bemiddelingsorganisatie aangeboden bemiddeling te weigeren.
(…)
4. De bemiddelingsorganisatie zal op geen enkele wijze treden in de bevoegdheden van de cliënt of de zelfstandig zorgverlener, zoals:
a. de daadwerkelijke invulling en regeling van de zorgdiensten;
b. de beoordeling van de door de zelfstandig zorgverlener verrichte diensten;
c. de behandeling van de wederzijdse klachten.
(…)

7.Vergoeding

1. De zelfstandig zorgverlener brengt aan de bemiddelingsorganisatie de in de tariefovereenkomst overeengekomen vergoeding in rekening. De zelfstandig zorgverlener geeft opdracht aan de bemiddelingsorganisatie om te declareren bij de betreffende zorgverzekeraar waarbij de klant is verzekerd. De bemiddelingsorganisatie betaalt de zelfstandige de overeengekomen vergoeding uit, als het geld van de zorgverzekeraar is ontvangen min de bemiddelingskosten. (…)

8.Administratieve dienstverlening

De zelfstandig zorgverlener machtigt de bemiddelingsorganisatie om namens hem/haar zorg te dragen voor facturering aan de Zorgverzekeraar/cliënt, (indien van toepassing) waartoe hij/zij door de bemiddelingsorganisatie is bemiddeld. Hij/zij staat er voor in dat de kosten van de geleverde verzekerde zorg nimmer rechtstreeks bij de verzekerden van de Zorgverzekeraar in rekening worden gebracht, als de bemiddeling via de bemiddelingsorganisatie loopt. In geval desondanks zorg welke onderwerp is van deze overeenkomst rechtstreeks bij een verzekerde of verzekeraar in rekening wordt gebracht, is de zelfstandig zorgverlener een direct opeisbare boete ter hoogte van het gedeclareerde bedrag verschuldigd, voor elke declaratie die wordt ingediend bij de verzekerde of verzekeraar.
Uiterlijk binnen 3 weken na ontvangst van de urenregistratie (afloop van de zorg), zal de bemiddelingsorganisatie factureren aan de Zorgverzekeraar/ cliënt (indien van toepassing) over de verstreken periode. De facturering vindt plaats op basis van een door de cliënt ondertekende urenregistratie.
De zelfstandig zorgverlener draagt het risico dat de cliënt niet betaalt. (al dan niet via de zorgverzekeraar)
Het (doen laten) incasseren van de vorderingen valt niet onder de administratieve dienstverlening.”
2.3.
Belanghebbende heeft ten behoeve van de kraamzorgverleners en hun cliënten een “Model Zorgovereenkomst” opgesteld. De kraamzorgverleners sluiten overeenkomsten met hun cliënten gelijkluidend aan de model zorgovereenkomst. In de model zorgovereenkomst staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Dit is een overeenkomst van opdracht tussen twee partijen
  • De cliënt is de opdrachtgever
  • De opdrachtnemer is de zorgverlener. De zorgverleners is een zelfstandige.
Partijen verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
(…)
 De opdrachtgever verklaart zich akkoord dat de zorgverlener zijn declaraties uit hoofde van deze zorgovereenkomst via bemiddelingsbureau [naam5] indient bij de zorgverzekeraar van opdrachtgever.
(…)”.
2.4.
Belanghebbende heeft overeenkomsten gesloten met zorgverzekeraars. In de door belanghebbende (als zorgaanbieder aangeduid) met [naam6] N.V. gesloten “Overeenkomst kraamzorg 2013” is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

Artikel 2
Onder zorgaanbieder wordt verstaan:
Een kraamcentrum of thuiszorginstelling die hulp verleent als omschreven in
artikel 3van deze overeenkomst en als zodanig is erkend.
Zorgverlening
Artikel 3
De overeenkomst tussen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder heeft betrekking op verzekerde zorg zoals omschreven in artikel 2.12 van het Besluit zorgverzekering zoals dat thans luidt danwel in de toekomst zal komen te luiden met inachtneming van de daarop gebaseerde regelgeving en de verzekeringsvoorwaarden van de aanvullende verzekering van de zorgverzekeraar, alsmede de door de zorgaanbieder te verlenen informatie en adviezen, het voeren van een intakegesprek en te verlenen partusassistentie tenzij sprake is van een poliklinische bevalling.
Artikel 4
De zorg voldoet aan de Basiskwaliteitseisen kraamzorg, het Landelijk Indicatieprotocol Kraamzorg en Zichtbare zorg.
(…)
Tarief, declaratie en betalingsverkeer
Artikel 7
De zorgverzekeraar zal de zorgaanbieder voor verleende zorg aan verzekerden honoreren conform de volgende tarieven:
(…)
Artikel 8
1. De zorgaanbieder declareert conform hetgeen bepaald is in bijlage 1: handleiding declareren kraamzorg 2013;
(…)”.
In artikel 3 van de bij de zojuist genoemde “Overeenkomst kraamzorg 2013” behorende “Algemene Inkoopvoorwaarden Zorg 2013” staat onder meer:
“1. De zorgaanbieder levert de zorg zoals nader bepaald in de overeenkomst, met inachtneming van de daarin genoemde administratieve voorwaarden.
2. De zorgaanbieder verleent de zorg aan verzekerden onder eigen professionele verantwoordelijkheid.
(…)
5. De zorgaanbieder is verantwoordelijk voor het handelen en nalaten van alle personen c.q. beroepsbeoefenaren die, al dan niet in loondienst ten behoeve van hem werkzaam zijn. De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat zij blijven beschikken over de kennis en vaardigheden die voor een goede verlening van de zorg noodzakelijk zijn.
(…)”
2.5.
In de door belanghebbende (als het kraamcentrum aangeduid) met zorgverzekeraar [naam7] gesloten “ [naam7] -kraamcentrum 2014 Intensief overeenkomst” is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 1. Inhoud van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst heeft betrekking op verzekerden die rechtstreeks bij het kraamcentrum kraamzorg aanvragen, waarbij het kraamcentrum zich verbindt om, met inachtneming van hetgeen in deze overeenkomst is vastgelegd, aan verzekerden de overeengekomen zorg te verlenen.
(…)
Artikel 3. Verplichtingen Kraamcentrum
Het kraamcentrum is in het bezit van een geldig HKZ- certificaat kraamzorginstelling of ISO 9001 en levert een kopie hiervan aan bij het aangaan van deze overeenkomst, mits deze nog niet in het bezit is van [naam7] .
Het kraamcentrum dient tijdens kantooruren (09.00 tot 17.00 uur) bereikbaar te zijn voor inschrijving, algemene informatie en voorlichting.
Het kraamcentrum hanteert het Landelijk Indicatie Protocol (LIP).
Het kraamcentrum zorgt ervoor dat ten minste 85% van de verzorgingen van [naam7] verzekerden wordt uitgevoerd door een kraamverzorgende of verzorgende niveau 3 met deelkwalificatie 311 en 313.
Het kraamcentrum dient jaarlijks een jaarverslag en een kwaliteitsjaarverslag op te stellen volgens het format van www.jaarverslagenzorg.nl. Het kraamcentrum overlegt op verzoek van [naam7] het kwaliteitsverslag.
Het kraamcentrum verleent [naam7] op verzoek inzage in het bovengenoemde kwaliteitsbeleid dat gevoerd wordt.
Het kraamcentrum biedt zorggarantie. De zorggarantie geldt in een vooraf overeengekomen werkgebied met een wettelijk minimum van 24 uur over 8 dagen voor verzekerden die zich na de 5de maand zwangerschap hebben aangemeld.
Het kraamcentrum heeft zich aangemeld bij een meetbureau voor de CQ Index.
(…)”
2.6.
Een controlemedewerker van de Belastingdienst heeft de gemachtigde van belanghebbende op 2 december 2015 een e-mail gestuurd, waarin – voor zover hier van belang – het volgende staat:
“(…)
Ik ben inmiddels begonnen met de controle. Ik heb de auditfiles inmiddels ontvangen. Om een goede uitspraak te kunnen doen wil ik u verzoen om mij nog enige informatie te verstrekken.
Ik zou graag willen weten wat nu de exacte prestatie is die mevrouw [belanghebbende] verricht?
Hiervoor zou ik graag een originele factuur van mw [belanghebbende] willen ontvangen, dus die zij verstuurd aan cliënten/kraamhulpen, een factuur die zij verstuurd naar de klanten, een contract tussen haar en de kraamhulpen alsmede een factuur van het inlenen van personeel.
Tevens wil ik u verzoeken of u kunt aangeven welke voorbelasting betrekking heeft op de belaste prestatie, uit de auditfiles kan ik niet vaststellen hoe de ingediende aangifte omzetbelasting is opgebouwd.
(…)”
2.7.
De gemachtigde van belanghebbende heeft hierop per e-mail van 13 januari 2016 als volgt gereageerd:
“(…)
Onderstaand gelieve aan te treffen een uitleg van mevrouw [belanghebbende] met betrekking tot haar werkwijze.
Het specifieke probleem met betrekking tot het in moeten schakelen van een payrollbedrijf is gelegen in de omstandigheid dat een aantal van de kraamverzorgsters die door cliënte worden/werden bemiddelt niet langer een VAR-WUO ontvingen van de belastingdienst, maar een VAR-loon. Cliënte is echter niet aan te merken als de werkgever, maar is uitsluitend een bemiddelingsbureau. De uitleg van mevrouw [belanghebbende] heb ik in een ander kleurtype opgenomen, zodat duidelijk is dat dit haar woorden zijn [Hof: hieronder is de bedoelde uitleg in italic weergegeven].
U vroeg mij op papier te zetten het een en ander over mijn werkzaamheden.
Zie hieronder.
Ik heb een bemiddelingsbureau in de kraamzorg en bemiddel tussen de kraamverzorgster (opdrachtnemer) en gezin (opdrachtgever) dat kraamzorg wil ontvangen.
Verder zorg ik voor de financiële afhandeling richting de zorgverzekeraars in opdracht van de kraamverzorgster.
Mijn taken zijn bemiddelen en administratie.
Zorgverzekeraars eisen zaken in de constatering (kan een kraamverzorgster zelfstandig niet voor elkaar krijgen, i.v.m. o.a. de eis van minimaal 300 kraambedden op jaar basis, en dat gaat niet in 52 weken als je solo werkt) dat is waar de kraamverzorgster zelf voor kiest om hier wel of niet aan te voldoen. Wil ze hier aan voldoen dan kan ze worden bemiddeld via [naam5] , en anders niet.”
Procedure bemiddelen>
Een klant schrijft zich in bij de zorgverzekeraar voor kraamzorg, en daar krijgt ze de keuze om te kiezen tussen de verschillende gecontracteerde aanbieders.
Waar ook [naam5] bij staat.
Vervolgens komt de aanvraag binnen via de zorgverzekeraar en zoeken wij een kraamverzorgster bij het betreffende gezin.
Die voldoet aan de wensen van de klant (bijvoorbeeld graag een jongere of juist oudere kraamverzorgster).
De kraamverzorgsters geven zelf aan wanneer ze beschikbaar zijn, welke periodes ze ruimte hebben.
Als ze dan gevraagd worden voor een zorg kunnen ze die wel of niet accepteren.
Nemen ze de zorg aan dan krijgen ze de gegevens die wij ontvangen hebben via de zorgverzekeraar door.
Daarna regelen zij verder alles zelf de afspraken/intake met het betreffende gezin helemaal zelf.
De kraamverzorgster doet de zorg en overdracht naar andere disciplines als ze de zorg heeft afgesloten.
Vervolgens ontvangt [naam5] de uren en factuur van de kraamverzorgster.
Waar van zij het verzoek doet dit namens haar te declareren (elektronische) richting de betreffende zorgverzekeraar.
Vervolgens betaald [naam5] de nota aan de kraamverzorgster uit en dan houdt daar de bemiddelingskosten op in. (zoals onderling afgesproken)
Mocht de zorgverzekeraar/klant niet uitbetalen (zorg/eigenbijdrage, dan is dat het debiteuren risico van de betreffende kraamverzorgster.
Er zijn een aantal kraamverzorgsters die problemen hebben met de belastingdienst, en ik nu dus ook niet meer bemiddel.
En er hieronder nog wat lossen opmerkingen.
Mocht de kraamverzorgster om wat voor reden niet kunnen werken in haar gezin, dan is het haar verantwoording dat ze voor vervanging zorgt, van een andere gediplomeerde kraamverzorgster.
Het enige toezicht wat [naam5] doet is eisen van de diverse zorgverzekeraars na komen en daar de kraamverzorgsters over informeren.
Als ze dat niet nakomen of niet aan kunnen voldoen kunnen ze niet meer bemiddeld worden, ze hoeven ze dus niet op te volgen. Helmaal vrije keuze.
[naam5] vraagt dus niks aan de kraamverzorgster.
Alle kraamverzorgsters sluiten zelf een zorgovereenkomst af met de kraamzorgvragers (kraamgezin). [naam5] bemiddeld en de kraamverzorgster is verantwoordelijk voor haar eigen
uitvoering van het resultaat van haar werkzaamheden.
Ze lopen zelf risico voor verliezen, schade, hebben zelf een eigen klachtencommissie en werken uitsluitend volgens hun eigen kwaliteitshandboek.
[naam5] heeft géén contracten met zorgkantoren af gesloten, en levert geen AWBZ zorg. Het gaat alleen om kraamzorg!
(…)”
2.8.
Vanaf 2014 zijn steeds meer kraamzorgverleners waarmee belanghebbende een overeenkomst als bedoeld bij 2.2 heeft gesloten, in dienst getreden van een zogenaamde payroll-onderneming, omdat zij niet langer als zzp-er door de Belastingdienst werden aangemerkt. Belanghebbende heeft haar diensten voor deze kraamzorgverleners op gelijke wijze als daarvoor verricht.
2.9.
De Inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode januari 2011 tot en met 31 december 2015. Van dit onderzoek heeft de Inspecteur op 1 september 2016 een controlerapport opgemaakt. In het controlerapport staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
2.2
Verschuldigde omzetbelasting
Er is geen aansluiting tussen de volgens de administratie af te dragen en volgens aangifte afgedragen omzetbelasting.
Tijdens het onderzoek is gebleken dat over een bepaald gedeelte van de omzet geen omzetbelasting is afgedragen. Uit de uitvoerige correspondentie en de door belastingplichtige aangeleverde stukken is door mij en de specialist omzetbelasting vastgesteld dat er, conform de mail van de accountant d.d. 30 maart 2016, sprake is van bemiddeling. Dit betekent echter wel dat er omzetbelasting verschuldigd is over de bedragen die toegerekend kunnen worden aan deze activiteit. Uit de aangeleverde auditfiles heb ik vastgesteld dat dit niet volledig is gedaan.
Bij de berekening van omzetbelasting moet dus rekening gehouden worden met bedragen die toegerekend kunnen worden aan de bemiddelingsactiviteit. Het ontvangen bedrag van de verzekeringsmaatschappijen minus de uitbetaalde bedragen aan de kraamverzorgsters vormt hiervoor de basis.
Daarnaast is gebleken dat de omzet betreffende cliënten, omzet betreft die door de kraamverzorgsters wordt betaald aan het zorgburo. Ook deze omzet is toe te rekenen aan de bedrijfsactiviteit en is derhalve belast voor de omzetbelasting.
In het gesprek op 5 juli 2016 is besproken dat ofwel over een bepaald gedeelte van de omzet onterecht geen omzetbelasting is afgedragen ofwel dat teveel voorbelasting is teruggevraagd.
Belastingplichtige en de accountant hebben in het gesprek een aantal feiten en omstandigheden aangedragen die meer in overeenstemming zijn met een eventuele correctie in de voorbelasting. De aangedragen feiten zijn;
 deel van de omzet heeft betrekking op bemiddeling;
 deel van de omzet is toe te rekenen aan zorg-coördinatie.
We zijn het erover eens dat de omzet welke betrekking heeft op de bemiddeling belast is tegen het algemene tarief (21%). Deze omzet is ook als zodanig aangegeven in de btw-aangiften.
Tijdens het voornoemde gesprek stelde de accountant zich echter op het standpunt dat de omzet welke toe te rekenen is aan zorg-coördinatie, welke niet in de btw-aangiften is aangegeven, is vrijgesteld op grond van artikel 11, lid 1, letter g Wet op de omzetbelasting 1968. Derhalve stelt de accountant dat er niet een naheffing voor deze omzet moet plaatsvinden maar dat een deel van de voorbelasting moet worden gecorrigeerd.
Onder de zorg-coördinatie vallen onder andere het beheren en up-to-date houden van de zorgdossiers en het fungeren als aanspreekpunt voor de verzekeringsmaatschappijen. Daarnaast zou het zorgburo "zorginhoudelijk verantwoordelijk" zijn en daarmee verantwoordelijk voor de geleverde kraamzorg.
Dit laatste is echter in strijd met de e-mail die ik op 13 januari jl. heb ontvangen waarin belastingplichtige schrijft: "Mocht de kraamverzorgster om wat voor reden dan ook niet kunnen werken in haar gezin, dan is het haar verantwoording dat ze voor vervanging zorgt, van een andere gediplomeerde kraamverzorgster" en " [naam5] bemiddelt en de kraamverzorgster is verantwoordelijk voor haar eigen uitvoering van het resultaat van haar werkzaamheden".
Na overleg met de specialist omzetbelasting stel ik mij op het standpunt dat de werkzaamheden die vallen onder de 'zorg-coördinatie' niet zijn vrijgesteld voor de omzetbelasting, ook niet wanneer de "zorginhoudelijke verantwoordelijkheid" bij het zorgburo rust.
De eerdergenoemde vrijstelling is alleen van toepassing als een gezondheidskundige dienst persoonlijk en rechtstreeks wordt verricht aan een individuele patiënt (klant).
In geen van de werkzaamheden van het zorgburo is hiervan sprake. Het zorgburo heeft op geen enkel moment contact met de klanten van de kraamverzorgsters maar speelt enkel de klantgegevens door aan de kraamverzorgsters zodat deze het contact kunnen leggen.
(…)”
2.10.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd.

3.Geschil

In geschil is of de door belanghebbende verleende diensten zijn vrijgesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat geen vrijstelling kan worden verleend op grond van artikel 11, lid 1, onderdeel g, onder 2º, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB). In geschil is enkel of de diensten zijn vrijgesteld op grond van de goedkeuring in het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 21 december 2012 (nr. BLKB 2012/2027M) (hierna: het Besluit).

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Ingevolge artikel 132, lid 1, aanhef en onder c, van de BTW-richtlijn verlenen de lidstaten vrijstelling voor medische verzorging in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen als omschreven door de betrokken lidstaat. De wetgever heeft hiervan gebruik gemaakt en in artikel 11, lid 1, onderdeel g, onder 2º, van de Wet OB opgenomen dat van de omzetbelasting zijn vrijgesteld:
tot 1 januari 2014:
“de diensten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, en h, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, verleend aan personen ten behoeve van wie in een indicatiebesluit op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is vastgelegd dat ze op de in die onderdelen bedoelde zorg zijn aangewezen, alsmede huishoudelijke verzorging, bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning, verleend aan personen ten behoeve van wie ingevolge die wet vaststaat dat ze op die verzorging zijn aangewezen. Tot de in de vorige volzin bedoelde diensten behoren niet de bij ministeriële regeling in verband met het voorkomen van een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen aan te wijzen diensten”
tot 1 januari 2015:
“de diensten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met e van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, verleend aan personen ten behoeve van wie in een indicatiebesluit op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is vastgelegd dat ze op de in die onderdelen bedoelde zorg zijn aangewezen, alsmede huishoudelijke verzorging, bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning, verleend aan personen ten behoeve van wie ingevolge die wet vaststaat dat ze op die verzorging zijn aangewezen. Tot de in de vorige volzin bedoelde diensten behoren niet de bij ministeriële regeling in verband met het voorkomen van een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen aan te wijzen diensten”
vanaf 1 januari 2015:
“de verblijfszorg, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onder a, en de zorg, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onder b en c, van de Wet langdurige zorg, alsmede huishoudelijke hulp, voor zover die zorg niet gepaard gaat met verblijf in een instelling en plaatsvindt aan personen ten behoeve van wie in een indicatiebesluit op grond van de Wet langdurige zorg is vastgesteld dat ze op de in die onderdelen bedoelde zorg zijn aangewezen, met dien verstande dat tot de bedoelde diensten niet behoren de bij ministeriële regeling in verband met het voorkomen van een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen aan te wijzen diensten”.
4.2.
In het Besluit is met betrekking tot de kraamzorg de volgende goedkeuring opgenomen:

2.2.3 Kraamzorg
Op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2°, van de wet zijn bepaalde vormen van zorg vrijgesteld van de heffing van btw, ongeacht of daarmee winst wordt beoogd. Kraamzorg is alleen vrijgesteld als geen winst wordt beoogd (artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet juncto artikel 7 en bijlage B, onderdeel b, post 9, van het besluit). Dat leidt er toe dat kraamzorg, als daarmee winst wordt beoogd, niet is vrijgesteld. Deze beperking van de vrijstelling voor kraamzorg vind ik niet wenselijk. Daarom keur ik het volgende goed vooruitlopend op wijziging van de Bijlage B van het besluit.
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende voorwaarde goed dat op het verlenen van kraamzorg waarmee winst wordt beoogd, de vrijstelling wordt toegepast.
Voorwaarde
De vrijstelling is alleen van toepassing voor het verlenen van daadwerkelijke kraamzorg. Dit betekent dat een ondernemer die, al dan niet op eigen naam, bemiddelt bij het verlenen van kraamzorg, de vrijstelling niet kan toepassen op zijn bemiddelingsdienst. Als de betaling door de cliënt voor de daadwerkelijke kraamzorg via de bemiddelaar loopt, hoeft de bemiddelaar geen omzetbelasting te voldoen over de voor het verlenen van daadwerkelijke kraamzorg doorbetaalde gelden.”
4.3.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij een onderneming exploiteert die zich bezighoudt met het verlenen van kraamzorg. Zij heeft ter zake overeenkomsten afgesloten met een aantal zorgverzekeraars, waarin zij zich heeft verplicht de totale kraamzorg te leveren ten behoeve van de verzekerden. Zij is verantwoordelijk voor onder andere de planning van, de aansturing van, het houden van toezicht op en de inhoudelijke kwaliteit van de kraamzorg, alsmede de afhandeling van de eventuele klachten. Belanghebbende stelt dat zij daarmee de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de in opdracht van de contracterende zorgverzekeraars overeengekomen kraamzorg, hetgeen meebrengt dat zij kraamzorg levert die onder de goedkeuring van het Besluit valt. In het e-mailbericht van 13 januari 2016 heeft zij weliswaar verklaard dat sprake is bemiddeling, maar dat zijn achteraf bezien ongelukkige bewoordingen, aldus nog steeds belanghebbende.
4.4.
Het Hof stelt voorop dat – gelet op de bewoordingen van de goedkeuring – de vrijstelling voor kraamzorg zoals opgenomen in het Besluit alleen van toepassing is voor het verlenen van daadwerkelijke kraamzorg. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende niet degene is die in de onderhavige tijdvakken de daadwerkelijke kraamzorg verrichtte. Gelet op de onder 2.2 weergegeven overeenkomst tussen belanghebbende en de kraamzorgverleners en de overeenkomsten die de kraamzorgverleners sloten met de cliënten, die behoefte hadden aan kraamzorg, waarvan een modelovereenkomst is opgenomen onder 2.3, zijn het de kraamzorgverleners die in casu de daadwerkelijke kraamzorg verlenen. Daaraan doen niet af de door belanghebbende met verschillende zorgverzekeraars gesloten overeenkomsten waarin belanghebbende zich ten opzichte van de zorgverzekeraar verantwoordelijk heeft gesteld voor de kwaliteit van de door de verzekeraar te vergoeden kraamzorg. (2.4 en 2.5). Naar het oordeel van het Hof zijn deze overeenkomsten alleen van toepassing op die verzekerden (cliënten) die rechtstreeks bij belanghebbende kraamzorg aanvragen en belanghebbende zich verbindt deze zorg te verlenen. Daarvan is in casu geen sprake nu belanghebbende niet een dergelijke overeenkomst met de cliënten aangaat. Dat zijn juist de kraamzorgverleners (overeenkomst onder 2.3). Dit blijkt ook uit het feit dat de kraamzorgverleners belanghebbende opdracht geven tot declaratie bij de zorgverzekeraar en belanghebbende een fee mag inhouden op de ontvangen zorgverzekeringsgelden. Nu belanghebbende niet de daadwerkelijke kraamzorg verricht, zijn haar diensten niet vrijgesteld op grond van de goedkeuring in het Besluit. In het midden kan blijven of belanghebbende wel of niet op eigen naam bemiddelt bij het verlenen van kraamzorg.
Heffingsrente/belastingrente
4.5.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente/belastingrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Het hoger beroep is ook in zoverre ongegrond.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. B.F.A. van Huijgevoort en mr. M. Harthoorn, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 8 maart 2022.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A.E. Keulemans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 maart 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.