ECLI:NL:GHARL:2022:1786

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
200.302.579
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie in hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is het hoger beroep van de besloten vennootschap Easy Clean Recycling B.V. aan de orde. Easy Clean had in hoger beroep [geïntimeerde] gedagvaard, maar heeft het griffierecht niet tijdig betaald. Het hof heeft vastgesteld dat Easy Clean, ondanks de mogelijkheid om het griffierecht te voldoen tot 11 januari 2022, dit niet heeft gedaan. Easy Clean heeft aangevoerd dat haar bestuurders in Iran wonen en dat sancties tegen Iran het onmogelijk maken om het griffierecht te betalen. Het hof oordeelt echter dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 Rv toe te passen. Het hof benadrukt dat Easy Clean als in Nederland gevestigde vennootschap op de hoogte was van haar verplichtingen en de gevolgen van niet-tijdige betaling. De stelling van Easy Clean dat zij gerechtvaardigd op het uitstel van betaling mocht vertrouwen, werd niet onderbouwd en verworpen. Het hof concludeert dat Easy Clean in het principaal hoger beroep van instantie wordt ontslagen, wat betekent dat zij geen vorderingen tegen [geïntimeerde] kan instellen. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie van grieven in incidenteel hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.302.579
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 360964)
arrest van 8 maart 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Easy Clean Recycling B.V.,
gevestigd te Emmen,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Easy Clean,
advocaat: mr. M.M. Dezfouli,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. C.J. van Dijk.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
11 augustus 2021, dat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van Easy Clean,
- de incidentele memorie tot niet-ontvankelijkheidverklaring van [geïntimeerde] ,
- de incidentele memorie van antwoord van Easy Clean,
- de akte ex art. 127a lid 3 Rv van Easy Clean,
2.2.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

in principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
Easy Clean heeft [geïntimeerde] in hoger beroep gedagvaard en de zaak aangebracht op de rolzitting van dit hof van 30 november 2021. Voor het betalen van het griffierecht heeft Easy Clean conform het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (hierna: LPR) de gelegenheid gekregen tot uiterlijk 11 januari 2022. Nadat op die datum het griffierecht niet was voldaan, is de zaak vervolgens verwezen naar de rolzitting van 25 januari 2022 voor het nemen van een akte uitlating door Easy Clean over de niet tijdige betaling van het griffierecht op grond van artikel 127a lid 2 Rv.
3.2.
Easy Clean heeft in haar akte een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 Rv. Zij heeft uitgelegd dat de bestuurders van Easy Clean allen in Iran woonachtig zijn en dat er door de geldende sancties tegen Iran geen bancaire transacties mogelijk zijn, waardoor zij het griffierecht niet kan voldoen. Verder stelt Easy Clean dat zij op 12 januari 2022 – ná de uiterste betaaldag – een tweede aanmaning tot betaling van het griffierecht heeft ontvangen, waardoor bij haar het vertrouwen is gewekt dat sanctionering met niet-ontvankelijkheid achterwege zou blijven. Volgens Easy Clean zou de toepassing van artikel 127a lid 2 Rv leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard omdat zij dan door formele regels haar rechten niet kan laten gelden. Zij is van mening dat dat een onevenredig zware sanctie op het gepleegde verzuim is die geen rechtvaardiging vindt in de belangen van de wederpartij. Zij heeft verder gewezen op arresten van de Hoge Raad uit 2015, waaruit volgt dat een goede procesorde de afweging vereist van het belang bij voorkoming van onredelijke vertraging van het geding tegen de ernst van het verzuim en de gevolgen van strikte naleving van het procesreglement voor de getroffen partij.
3.3.
Naar het oordeel van het hof kunnen de door Easy Clean gestelde feiten met betrekking tot haar betalingsonmacht – ook indien uitgegaan zou moeten worden van de juistheid daarvan – niet leiden tot toepassing van de hardheidsclausule. Easy Clean werd bijgestaan door een advocaat en wist daarom dat zij op grond van artikel 3 lid 1 Wet griffierechten burgerlijke zaken en het LPR na het aanbrengen van de zaak bij het hof binnen een zekere termijn griffierecht verschuldigd zou zijn en ook wat de gevolgen van niet tijdige betaling zijn. Daarbij komt dat Easy Clean een in Nederland gevestigde vennootschap is. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom Easy Clean in Nederland geen betalingen zou kunnen verrichten. Bovendien moet bij een geslaagd beroep op de hardheidsclausule gedacht worden aan de situatie waarin de betaling tijdig is verricht, maar het bedrag te laat is aangekomen door apparaatsfouten die aan het gerecht kunnen worden toegerekend. Dergelijke omstandigheden zijn door Easy Clean niet aangevoerd. Easy Clean heeft het griffierecht immers in zijn geheel niet voldaan.
3.4.
Ook gaat de stelling van Easy Clean dat zij er na ontvangst van de aanmaning gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat sanctionering van de overschrijding van de uiterste betalingstermijn achterwege zou blijven niet op. Zij heeft die stelling onvoldoende onderbouwd en die aanmaning niet overgelegd. Daardoor kan niet worden vastgesteld of haar daarin een nogmaals verlengde betalingstermijn is geboden of dat het alleen een (te) laat door haar ontvangen tweede aanmaning voor de uiterste betaaldatum van 11 januari 2022 betrof. Bovendien was (de advocaat van) Easy Clean, zoals eerder uiteengezet, op de hoogte van de betalingstermijn en de wettelijke gevolgen bij te late betaling.
3.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep op de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 Rv niet slaagt.
3.6.
Easy Clean heeft tot slot aangevoerd dat volgens vaste rechtspraak geen ontslag van instantie meer kan plaatsvinden omdat het hof al is gestart met de inhoudelijke behandeling van de zaak. Dit volgt volgens Easy Clean uit het feit dat [geïntimeerde] al een incidentele memorie tot niet-ontvankelijkheidverklaring heeft genomen, de zaak daarna is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord in dat incident aan de zijde van Easy Clean en Easy Clean die memorie al heeft genomen.
3.7.
Ook deze stelling van Easy Clean slaagt niet. De rechter houdt de zaak aan zo lang eiser het griffierecht niet heeft voldaan en de betalingstermijn zoals genoemd in artikel 3 lid 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken nog loopt, met dien verstande dat de termijnen voor het nemen van processtukken op grond van artikel 2.16 LPR doorlopen. Het laten nemen van de incidentele memorie door [geïntimeerde] en het verwijzen van de zaak naar de rol voor memorie van antwoord in dat incident zijn voorwaardelijke handelingen, in afwachting van betaling van het griffierecht. Zij houden daarom niet in dat het hof een aanvang heeft gemaakt met de inhoudelijke behandeling van zaak.
3.8.
Al het voorgaande leidt tot het oordeel dat [geïntimeerde] overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a lid 2 Rv in het principaal hoger beroep van instantie zal worden ontslagen. Dat betekent, kort gezegd, dat Easy Clean in hoger beroep geen vorderingen tegen [geïntimeerde] kan instellen. [geïntimeerde] heeft laten weten dat hij voornemens is incidenteel hoger beroep in te stellen. Gelet daarop zal het hof nog niet overgaan tot het verlenen van ontslag van instantie in principaal hoger beroep. Het hof houdt ook de beslissing over de proceskosten in dit incident aan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 19 april 2022 voor memorie van grieven in incidenteel hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, C.M.E. Lagarde, D.M.I. de Waele, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2022.