ECLI:NL:GHARL:2022:1844

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
21-003398-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging, bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was veroordeeld voor belaging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en vernieling. De feiten betroffen herhaaldelijke bedreigingen en belaging van zijn ex-partner, alsook bedreigingen aan het adres van andere slachtoffers. De verdachte heeft in de periode van april 2019 tot september 2019 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw door haar te bellen en beledigende berichten te sturen. Daarnaast heeft hij haar bedreigd met de dood en heeft hij vernielingen gepleegd aan eigendommen van anderen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor een deel van de tenlastelegging, maar heeft de veroordeling voor de overige feiten bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 150 uur. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de zorg voor zijn kinderen na het overlijden van zijn ex-vrouw. Tevens zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht tot schadevergoeding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003398-20
Uitspraak d.d.: 7 maart 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 25 september 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-264147-19 en 05-051623-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.C.H. Pronk, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat voor verdachte geen hoger beroep open tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak ter zake van het onder feit 2 van parketnummer 05-051623-19 ten laste gelegde. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing ter zake van het onder feit 2 van parketnummer 05-051623-19 ten laste gelegde.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft verdachte veroordeeld ten aanzien van belaging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, en vernieling van een goed tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met bijzondere voorwaarden en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 150 uren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat:
Zaak met parketnummer 05-264147-19:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 12 september 2019, te [plaats 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] (zijn ex-vrouw), door:
- veelvuldig, althans meermalen, te bellen en/of (dwingende en/of beledigende) berichten in te spreken op de voicemail van voornoemde [slachtoffer 1] , en/of
- veelvuldig, althans meermalen, (dwingende en/of beledigende) e-mailberichten te sturen aan voornoemde [slachtoffer 1] , en/of
- veelvuldig, althans meermalen, (dwingende en/of beledigende) e-mailberichten te sturen aan [naam 1] (zus van [slachtoffer 1] ), welke ter kennis zijn gekomen van [slachtoffer 1] , en/of
- veelvuldig, althans meermalen, (dwingende en/of beledigende) berichten in te spreken op de voicemail van [naam 2] (vader van [slachtoffer 1] ), welke ter kennis zijn gekomen van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 29 augustus 2019, te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] (zijn ex-vrouw) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] (middels voicemailberichten en/of e-mailberichten) dreigend de woorden toe te voegen "ik maak gehakt van je" en/of "ik laat geen spaan van je heel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 05-051623-19 (gevoegd):
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 augustus 2018 tot en met 24 september 2018 te [plaats 2] , gemeente [plaats 1] , en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (al dan niet middels telefoongesprekken en/of voicemail-berichten en/of sms-berichten en/of e-mailberichten) dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Ik pak je jonge...” en/of
- “ Ik maak gehakt van je? en/of
- “ Jij zal geen nacht meer rustig slapen” en/of
- “ Ik pak je, ik pak je” en/of
- “ Vandaag of morgen leef je niet meer” en/of
- “ Voortand, die ene voortand, ooh die gaat er zo ongelooflijk uit” en/of
- “ Ik pak je meisje, ik pak je” en/of
- “ Je hebt zodeel van mij kapot gemaakt. Ik maak het goed” en/of
- “ Ik breek je. Aan alle kanten. Aan alle kanten. Ga vast maar bellen. Bel de politie maar, bel de brandweer maar”,
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 13 november 2018 te [plaats 2] , gemeente [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of een hekwerk, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-264147-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 05-051623-19 onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-264147-19:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 12 september 2019, te [plaats 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] (zijn ex-vrouw), door:
-
veelvuldig, althansmeermalen, te bellen en/of (dwingende en/of beledigende) berichten in te spreken op de voicemail van voornoemde [slachtoffer 1] , en/of
-
veelvuldig, althansmeermalen, (dwingende en/of beledigende) e-mailberichten te sturen aan voornoemde [slachtoffer 1] , en/of
-
veelvuldig, althansmeermalen, (dwingende en/of beledigende) e-mailberichten te sturen aan [naam 1] (zus van [slachtoffer 1] ), welke ter kennis zijn gekomen van [slachtoffer 1] , en/of
-
veelvuldig, althansmeermalen, (dwingende en/of beledigende) berichten in te spreken op de voicemail van [naam 2] (vader van [slachtoffer 1] ), welke ter kennis zijn gekomen van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 29 augustus 2019, te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] (zijn ex-vrouw) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] (middels voicemailberichten en/of e-mailberichten) dreigend de woorden toe te voegen "ik maak gehakt van je" en/of "ik laat geen spaan van je heel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 05-051623-19 (gevoegd):
1.
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 4 augustus 2018 tot en met 24 september 2018 te [plaats 2] , gemeente [plaats 1] , en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (
al dan nietmiddels telefoongesprekken en/of voicemail-berichten en/of sms-berichten en/of e-mailberichten) dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Ik pak je jonge...” en/of
- “ Ik maak gehakt van je? en/of
- “ Jij zal geen nacht meer rustig slapen” en/of
- “ Ik pak je, ik pak je” en/of
- “ Vandaag of morgen leef je niet meer” en/of
- “ Voortand, die ene voortand, ooh die gaat er zo ongelooflijk uit” en/of
- “ Ik pak je meisje, ik pak je” en/of
- “ Je hebt zodeel van mij kapot gemaakt. Ik maak het goed” en/of
- “ Ik breek je. Aan alle kanten. Aan alle kanten. Ga vast maar bellen. Bel de politie maar, bel de brandweer maar”,
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks13 november 2018 te [plaats 2] , gemeente [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk
een deur en/ofeen hekwerk,
in elk geval enig goed,dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-264147-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Het in de zaak met parketnummer 05-264147-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 05-051623-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 05-051623-19 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, en vernieling van een goed.
Verdachte heeft door belagingshandelingen, bedreigingen en vernieling een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de geestelijke integriteit van deze personen. Verdachte lijkt zich aldus in slechts zeer beperkte mate rekenschap te geven van zijn handelen en de impact die dit heeft gehad op het leven van zijn ex-vrouw, die inmiddels is overleden, en nog steeds heeft op de andere slachtoffers. Het hof houdt daar bij het bepalen van de strafmaat uitdrukkelijk rekening mee.
Daarnaast wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het meest recente Uittreksel Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens het plegen van een gelijksoortig strafbaar feit is veroordeeld. Ter terechtzitting is het volgende gebleken ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden. De ex-vrouw – en tevens aangeefster – is inmiddels overleden. Verdachte draagt om die reden de zorg voor hun beider vier kinderen.
Het hof acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelet op de aard en ernst van de gepleegde feiten in beginsel gerechtvaardigd. Het hof heeft ook de indruk dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf eraan kan bijdragen dat verdachte eindelijk stopt met het belagen van personen waarvan hij vindt dat die hem tegenwerken. Enkel gelet op het feit dat verdachte inmiddels de zorg heeft voor vier kinderen zal het hof op dit moment geen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf opleggen of een hogere straf opleggen dan reeds door de politierechter is opgelegd, De bijzondere voorwaarden komen te vervallen in verband met de inmiddels gewijzigde omstandigheden, te weten het overlijden van aangeefster. De voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden dient verdachte te weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen. Dit betekent niet dat verdachte geheel gevrijwaard moet blijven van boetedoening voor hetgeen hij heeft gedaan. Het hof zal hem daarom een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 150 uren opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 81.600,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-264147-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-264147-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 september 2019.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.668,72. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.655,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-051623-19 onder 1 en 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Het hof acht het gevorderde bedrag een redelijk bedrag voor de geleden schade. Tevens is de schade door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist. In eerste aanleg is (de hoogte van) de schade niet betwist. Vervolgens brengt verdachte kort voor de behandeling in hoger beroep een print van een internetpagina in het geding waaruit zou moeten blijken dat de reparatie goedkoper had gekund. Nog daargelaten dat die print niets zegt over de kosten enkele jaren geleden, is het prijsverschil niet zodanig dat gezegd zou kunnen worden dat de door de benadeelde partij gedeclareerde kosten niet redelijk zouden zijn. Daarnaast heeft de benadeelde partij ter zitting aangegeven dat zij de schade heeft beperkt door zelf montagewerkzaamheden uit te voeren. Verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-051623-19 onder 1 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.655,00 (duizend zeshonderdvijfenvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 november 2018.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-051623-19 onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-264147-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 05-051623-19 onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-264147-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 05-051623-19 onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-264147-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-264147-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 september 2019.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-051623-19 onder 1 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.655,00 (duizend zeshonderdvijfenvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-051623-19 onder 1 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.655,00 (duizend zeshonderdvijfenvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 november 2018.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. M.H.D.M. van Leent, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 7 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 7 maart 2022.
Tegenwoordig:
mr. R.M. Maanicus, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. P.T. Vissers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.