In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 29 december 2020 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) had vernietigd. De navorderingsaanslag was opgelegd over het jaar 2010, waarbij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 490.745 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 50.592 was vastgesteld. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de navorderingsaanslag verminderd. De rechtbank heeft de navorderingsaanslag verder verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 470.494 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.531, en heeft de Inspecteur veroordeeld tot schadevergoeding en proceskosten. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de Inspecteur ook een conclusie van dupliek heeft ingediend. Tijdens de zitting op 3 maart 2022 is er een compromis bereikt over de correctie met betrekking tot een vastgoedproject in Turkije, waardoor het belastbaar inkomen uit werk en woning op € 220.856 werd vastgesteld. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de navorderingsaanslag dienovereenkomstig verminderd, evenals de heffingsrente. De Inspecteur is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende.