ECLI:NL:GHARL:2022:2116

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
21-003560-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van jeugddetentie met bijzondere voorwaarden en vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 2001, was eerder veroordeeld voor opzetheling en diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank had hem een jeugddetentie van 130 dagen opgelegd, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar wijzigt de strafoplegging door een bijzondere voorwaarde van jeugdreclassering aan het voorwaardelijke deel van de straf te verbinden. Dit besluit is genomen omdat het hof niet zonder meer kan aannemen dat in een lopende strafzaak een dergelijke voorwaarde zal worden opgelegd.

Het hof heeft de zaak behandeld op basis van eerdere zittingen en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, waarbij hij laakbaar heeft gehandeld en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Het hof houdt rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gebrekkige ontwikkeling en geestelijke stoornis, zoals vastgesteld in een Pro Justitia rapport.

De beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is ook aan de orde gekomen. Het hof heeft besloten om de voorwaardelijke straf om te zetten in een taakstraf van 70 uren, te vervangen door 35 dagen jeugddetentie. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige afgewezen en het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003560-19
Uitspraak d.d.: 22 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 18 juni 2019 met parketnummer 05-840836-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-841148-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 december 2019, 27 oktober 2020, 23 maart 2021 en 8 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.R. Mekkes, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte ter zake van:
feit 1 meer subsidiair
opzetheling;
en
feit 2 primair
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 130 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het betreft de strafoplegging – omdat het hof het opleggen van een bijzondere voorwaarde noodzakelijk acht – en de beslissing ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Ten aanzien van deze onderdelen van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd. Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor het overige op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Het hof overweegt in het kader van de bewezenverklaring ten overvloede dat de getuige [getuige] bij de raadsheer-commissaris zijn eerder afgelegde verklaring op relevante onderdelen heeft bevestigd.
Daarom dient het vonnis voor het overige met aanvulling van de gronden te worden bevestigd.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot dezelfde straf als opgelegd in eerste aanleg, maar dan met als bijzondere voorwaarde enkel reclasseringscontact.
De raadsvrouw heeft verzocht om een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest op te leggen. Zij heeft aangevoerd dat rekening gehouden dient te worden met de ouderdom van de feiten en heeft verzocht aansluiting te zoeken bij het advies van de reclassering om geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof ziet hierin redenen om verdachte te veroordelen tot een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Bij de overwegingen hieromtrent zoekt het hof grotendeels aansluiting bij de overwegingen van de rechtbank.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, te weten opzetheling van een bankpas die toebehoorde aan zijn (toenmalige) werkgever en vervolgens met anderen aan de diefstal van een fors geldbedrag met gebruikmaking van deze bankpas en de pincode. Verdachte heeft laakbaar en puur uit eigen gewin gehandeld en niet geschroomd om zijn (toenmalige) werkgever schade toe te brengen en diens vertrouwen te beschamen. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte heeft – ook in hoger beroep – geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt het hof rekening met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Het hof weegt mee dat verdachte blijkens het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister van 21 januari 2022 een fors strafblad heeft en onder meer eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten. Op basis hiervan is in beginsel onvoorwaardelijke jeugddetentie passend.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt het hof ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze blijken uit het dossier en zoals die in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Voor de beoordeling van de geestesgesteldheid van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde heeft het hof acht geslagen op het Pro Justitia rapport van drs. [psycholoog] , gz-psycholoog, van 10 april 2019 waarin onder meer het hierna volgende is opgenomen.
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn
geestvermogens in de zin van een normoverschrijdende gedragsstoornis met een begin in de
adolescentie en een sociale (pragmatische) communicatiestoornis. In zijn persoonlijkheidsontwikkeling vertoont hij antisociale en narcistische trekken. Daarnaast is sprake van een ongespecificeerd cannabis-gerelateerde stoornis en ouder-kindrelatieproblemen. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was hiervan sprake.
Betrokkene is weliswaar in staat het ontoelaatbare van zijn handelswijze in te zien, maar is op grond van factoren (zijn egocentrisme, gebrekkige empathische vermogens en hiermee samenhangende gebrekkige gewetensontwikkeling) die samenhangen met zijn gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, onvoldoende in staat zijn wil conform dit besef te bepalen. Rapporteur adviseert om betrokkene de tenlastegelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
Het hof neemt deze conclusie over.
Het hof beschikt niet over een geactualiseerd reclasseringsrapport. Het hof heeft echter wel een mail van 3 maart 2022 ontvangen van de Raad voor de Kinderbescherming en voorts is een waarnemend jeugdreclasseerder op de zitting aanwezig geweest voor het beantwoorden van vragen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert – in samenspraak met de jeugdreclasseerder – om een onvoorwaardelijke straf op te leggen, waarbij er geen (jeugd)reclasseringscontact meer wordt toegevoegd. Ingezet wordt op het laten opleggen van reclasseringscontact in een strafzaak die in april 2022 behandeld wordt.
Alles overwegende, is het hof van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 130 dagen, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht, te weten 60 dagen, passend en geboden is. Hiervan legt het hof het overige deel, te weten 70 dagen, voorwaardelijk op, mede om te proberen verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer moet plegen.
Het hof is van oordeel dat aan het voorwaardelijke deel de voorwaarde van toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering gekoppeld moet worden. Het hof maakt uit de meest recente informatie over de persoon van verdachte op dat het wel degelijk noodzakelijk is dat verdachte nog begeleid wordt. Het hof acht het niet in het belang van verdachte, noch in het belang van de samenleving om er zonder meer van uit te gaan dat in de recente, nog lopende strafzaak een veroordeling zal volgen waarbij bijzondere voorwaarden worden opgelegd en uitsluitend om die reden in de onderhavige zaak geen bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht op te leggen.

Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de in de rechtbank te Gelderland, locatie Zutphen, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 73 dagen, parketnummer 05-841148-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd deze straf om te zetten in een taakstraf ter hoogte van 146 uren.
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf voor de duur van 70 uren, te vervangen door 35 dagen jeugddetentie gelasten. Dit betekent dat slechts een deel van de eerder opgelegde straf ten uitvoer wordt gelegd én dat dit deel wordt omgezet naar een taakstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en de vordering tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
130 (honderddertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 70 (zeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij de Jeugdreclassering, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Aan de bijzondere voorwaarde zijn van rechtswege de volgende voorwaarden verbonden. Dat veroordeelde:
  • gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 13 februari 2018 met parketnummer 05-841148-17, te weten een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
35 (vijfendertig) dagenjeugddetentie.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr. M.J.C. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H. Diepeveen, griffier,
en op 22 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.