In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, betreft het een geschil over de verdeling van de nalatenschappen van de ouders van [geïntimeerde1]. Het hof heeft op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 28 augustus 2019 werd vernietigd. De zaak is ontstaan uit een langdurig conflict tussen familieleden over de nalatenschappen van de erflaters, [de erflater] en [de erflaatster]. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde1] als langstlevende kind van de erflaters is aangewezen als executeur en erfgenaam, terwijl [appellant] en de overige geïntimeerden kleinkinderen zijn en erfgenamen bij plaatsvervulling. De procedure in hoger beroep volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank, waarin de vorderingen van [appellant] werden afgewezen.
Het hof heeft de feiten en de eerdere beslissingen van de rechtbank in overweging genomen en geconcludeerd dat de loods, die onderdeel uitmaakt van de nalatenschap, niet aan [appellant] kan worden toebedeeld. Dit besluit is genomen om verdere conflicten binnen de familie te voorkomen. In plaats daarvan is besloten dat de loods moet worden verkocht aan een derde partij, waarbij de netto-opbrengst verdeeld zal worden onder de erfgenamen. Daarnaast heeft het hof de verdeling van de bankrekeningen en sieraden uit de nalatenschap geregeld, evenals de kosten die zijn gemaakt in verband met de afwikkeling van de nalatenschap. Het hof heeft [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordeeld, aangezien hij voor het grootste deel in het ongelijk is gesteld.