ECLI:NL:GHARL:2022:2296

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
200.298.109
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mentorschap en beloning in het civiel recht: beoordeling van uitzonderlijke omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beloning van een mentor die is benoemd voor [naam2]. De mentor, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.P. Groot, heeft in hoger beroep gegriefd tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland van 11 mei 2021, waarin geen beloning voor de mentor was vastgesteld. De mentor heeft verzocht om een volledige vergoeding voor de kosten van het mentorschap en de aanvangswerkzaamheden. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in de bestreden beschikking niet heeft gemotiveerd waarom is afgeweken van de gebruikelijke beloning voor een professionele mentor, zoals vastgelegd in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (CBM). Het hof heeft geoordeeld dat er geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een afwijking van de regeling rechtvaardigen. De mentor heeft voldoende aangetoond dat er geen efficiëntievoordelen zijn, ondanks de persoonlijke relatie met de bewindvoerder. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de jaarbeloning en eenmalige beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de mentor opnieuw vastgesteld, conform de geldende regeling. De beslissing benadrukt het belang van een adequate beloning voor mentoren en de noodzaak om uitzonderlijke omstandigheden goed te onderbouwen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.298.109
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9132443)
beschikking van 24 maart 2022
inzake
[verzoekster] h.o.d.n. [naam1],
wonende en gevestigd te [plaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de mentor,
advocaat: mr. E.P. Groot te Groningen;
en
[naam2],
wonende te [plaats2] ,
verder te noemen: [naam2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 mei 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 7 juli 2021.
2.2
De mondelinge behandeling in deze procedure heeft op 3 februari 2022, gelijktijdig met de behandeling in de procedures met de zaaknummers 200.298.107 en 200. 298.110, plaatsgevonden. De mentor en de heer T.P Bakker (geen belanghebbende in deze zaak, wel in de andere twee zaken, hierna de bewindvoerder te noemen) zijn beiden verschenen, bijgestaan door hun advocaat. De bewindvoerder handelt onder de naam TPB Bewind.

3.De feiten

3.1
Bij bestreden beschikking heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van [naam2] en is de mentor als zodanig benoemd.
3.2
Bij beschikking van 11 mei 2021 (zaaknummer 9132442) heeft de kantonrechter voorts een bewind uitgesproken over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [naam2] . De bewindvoerder is in die beschikking benoemd
.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, naast hetgeen is opgenomen onder 3.1 en voor zover hier relevant, overwogen:
‘Voor de jaarbeloning en de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden van de mentor verwijst de kantonrechter naar de beschikking van de kantonrechter in Gelderland van 11 mei 2021 met zaaknummer 9132442 BM VERZ 21-1875 betreffende het gelijktijdig met dit mentorschap ingestelde bewind over betrokkene.
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking geen (aanvangs)beloning voor de mentor vastgesteld.
4.2
In de beschikking met zaaknummer 9132442 heeft de kantonrechter, naast hetgeen is opgenomen onder 3.2 en voor zover hier relevant, overwogen:
‘Bij de beschikking van de kantonrechter in Gelderland d.d. 11 mei 2021 met zaaknummer 9132443 MP VERZ 21-582 is gelijktijdig met deze onderbewindstelling een mentorschap ingesteld ten behoeve van rechthebbende.
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de bewindvoerder en de mentor, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting, voor zover van toepassing, vaststellen overeenkomstig artikel 5 juncto artikel 2 lid 2 onder a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen bewindvoerder en de mentor voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 1.005,00 exclusief BTW.
De kantonrechter heeft vervolgens, voor zover hier relevant, de jaarbeloning van de bewindvoerder vastgesteld overeenkomstig artikel 5 juncto artikel 2 lid 2 onder a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: Regeling beloning CBM) en de beloning voor de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vastgesteld op een bedrag van € 1.005,00, exclusief BTW.
4.3
De mentor is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt de bestreden beschikking ten aanzien van de kostenvergoeding te vernietigen en alsnog voor de volledige vergoeding kosten mentorschap en aanvangswerkzaamheden een machtiging te verlenen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:460 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de mentor aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld. Dit is de Regeling beloning CBM.
5.2
Artikel 4 van de Regeling beloning CBM luidt, voor zover hier van belang (en naar de voor 2021 geldende norm):
1. De kantonrechter die de mentor, bedoeld in artikel 452, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, benoemt, stelt diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met het vierde lid.
2 De jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, bedraagt:
a. Voor een mentor € 1.187;
b. (…)
(….)
4 Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:
a. Voor aanvangswerkzaamheden € 559;
b. (…)
c. (…)
5 In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de mentor op andere wijze vaststellen.
5.3
Uitgangspunt van de Regeling beloning CBM is dat een forfaitaire vergoeding wordt toegekend aan curatoren, bewindvoerders en mentoren. Uit de toelichting bij de Regeling beloning CBM (Staatscourant 2014, 32149) blijkt dat met de regeling is beoogd het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind en mentorschap te bestrijken. Niet uit te sluiten is echter dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarop deze regeling niet onverkort kan worden toegepast. De toelichting bij de Regeling beloning CBM vermeldt: ‘
Indien sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, dan kan voornoemde regeling niet onverkort worden toegepast. De kantonrechter wordt daarom de ruimte gelaten om vanwege uitzonderlijke omstandigheden in het specifieke geval de beloning van de vertegenwoordiger op andere wijze vast te stellen.
Uit de toelichting blijkt dat de aanvankelijke formulering ‘bijzondere omstandigheden’ in de conceptregeling bij de vaststelling van de Regeling beloning CBM is gewijzigd in ‘uitzonderlijke omstandigheden’ om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. In de toelichting is verder opgenomen dat het uitgangspunt is dat de curator, bewindvoerder en mentor adequaat worden beloond voor de uitoefening van hun taken. Een adequate beloning betekent ook dat vertegenwoordigers in staat moeten worden gesteld om hun werkzaamheden in het belang van de betrokkene naar behoren uit te voeren.
5.4
Het hof stelt vast dat, zoals de mentor heeft aangevoerd, de kantonrechter in de bestreden beschikking en in de beschikking met zaaknummer 9132442 niet heeft gemotiveerd waarom is afgeweken van de voor een professionele mentor op basis van de Regeling beloning CBM gebruikelijke jaarbeloning en de gebruikelijke vergoeding voor aanvangswerkzaamheden, en waarom hier dus sprake is van ‘uitzonderlijke omstandigheden’.
De kantonrechter heeft ter onderbouwing uitsluitend verwezen naar de andere beschikking waarin is vastgesteld dat de beloningen voor de bewindvoerder en de mentor beide zijn gegrond op artikel 5 juncto artikel 2 lid 2 van de Regeling beloning CBM.
5.5
In artikel 5 van de Regeling beloning CBM staat dat, indien een persoon zowel tot bewindvoerder als tot mentor van een persoon wordt benoemd, de kantonrechter diens beloning vaststelt overeenkomstig de beloning van een curator (…).
Het moet dan dus gaan om vereniging van die twee functies in één persoon. De gedachte hierachter is volgens de toelichting bij de Regeling beloning CBM, dat ‘
wanneer de functies worden gecombineerd in de vorm van een curator, er efficiëntie-voordelen zijn, bijvoorbeeld doordat contactmomenten voor de behartiging van materiële en immateriële belangen kunnen worden gecombineerd. (…)’.
5.6
De bewindvoerder en de mentor van [naam2] zijn twee verschillende personen. Artikel 5 van de Regeling beloning CBM biedt naar het oordeel van het hof dan ook geen grondslag voor afwijking van de gebruikelijke beloningen.
5.7
De vraag is of sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, als bedoeld in artikel 4 lid 5 van de Regeling beloning CBM. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend.
De mentor heeft voldoende aangetoond dat geen sprake is van efficiëntie-voordelen. Zij heeft toegelicht dat er geen samenwerkingsverband bestaat tussen haar en de bewindvoerder. Zij is weliswaar met de bewindvoerder getrouwd maar zij hebben elk een eigen onderneming. De ondernemingen zijn volledig gescheiden en ze hebben grotendeels een andere klantenkring. Zij hebben een afzonderlijke administratie, eigen verzekeringen, verschillende werkruimtes, stellen aparte jaarrekeningen op en ook de waarneming bij afwezigheid is verschillend geregeld.
Verder hebben zij een andere professionele achtergrond op basis waarvan zij hun werkzaamheden verrichten. Bij aanvang van een bewind wordt de hele financiële situatie opnieuw ingericht en worden alle contacten van de betrokkene in kennis gesteld. Bij aanvang van een mentorschap is het vooral van belang dat kennis wordt gemaakt met de betrokkene en dat er een vertrouwensband wordt opgebouwd. Daar waar de bewindvoerder veel op zijn kantoor aanwezig is, is de mentor veel onderweg naar cliënten.
Het zijn van echtgenoten levert geen tijdvoordeel op. De werkrelatie tussen de mentor en de bewindvoerder is zakelijk en zaken die betrekking hebben op gemeenschappelijke cliënten worden via de telefoon of mail besproken. De bewindvoerder en de mentor gaan vrijwel altijd afzonderlijk van elkaar op bezoek bij klanten. Omdat de contactpersonen bij organisaties weten dat zij met elkaar getrouwd zijn komt het bovendien vaker voor dat de bewindvoerder wordt benaderd in kwesties die voor de mentor bedoeld zijn en andersom. Dit moet vervolgens worden teruggekoppeld, hetgeen juist meer werk oplevert, aldus de mentor. Bovendien is de drempel om met elkaar te overleggen over gemeenschappelijke cliënten lager dan wanneer bewindvoerder en mentor vreemden van elkaar zijn. Ook dit leidt volgens de bewindvoerder tot meer overleg en daarmee tot meer werk.
5.8
Het hof is van oordeel dat nu niet is gebleken van uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 4 lid 5 van de Regeling beloning CBM die aanleiding geven om de jaarbeloning en/of de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de mentor op een andere dan de in artikel 4 lid 1 van de Regeling beloning CBM aangegeven wijze vast te stellen, de bestreden beschikking, voor zover aan het hof ter beoordeling voorgelegd, niet in stand kan blijven. Het hof zal daarom de bestreden beschikking vernietigen voor zover ter beoordeling aan het hof voorgelegd en de jaarbeloning en eenmalige beloning voor aanvangswerkzaamheden van de mentor (opnieuw) vaststellen als hierna te bepalen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 11 mei 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de jaarbeloning van de mentor vast overeenkomstig artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt de eenmalige beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de mentor vast op € 559,- exclusief btw;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, voorzitter, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en D. van de Voort, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 24 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.