In deze zaak verzoekt de moeder tijdens het huwelijk om het eenhoofdig gezag over hun minderjarige dochter. Tijdens het hoger beroep wordt het huwelijk tussen de ouders ontbonden. Het hof toetst het verzoek van de moeder aan artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek en wijst het verzoek toe. De moeder en vader hebben een relatie van achttien jaar gehad, waarvan zeven jaar gehuwd. De moeder heeft in 2016 de echtelijke woning verlaten, waarna het contact tussen de vader en de minderjarige is verbroken. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarige, maar de moeder verzoekt om eenhoofdig gezag. De rechtbank heeft eerder het verzoek van de moeder afgewezen. Het hof constateert dat de omstandigheden zijn gewijzigd en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. De communicatie tussen de ouders is ernstig verstoord en er is geen zicht op verbetering. Het hof oordeelt dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige is en wijst het verzoek van de moeder toe, waardoor zij voortaan alleen het gezag over de minderjarige uitoefent. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de moeder krijgt het eenhoofdig gezag toegewezen.