ECLI:NL:GHARL:2022:2502

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
200.300.151
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot onderbewindstelling en benoeming van een andere mentor in een familiekwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de verzoeken om onderbewindstelling en mentorschap voor [verzoeker]. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 juni 2021 vernietigd, waarin een bewind was ingesteld over de goederen van [verzoeker] en [de bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder was benoemd. Het hof oordeelt dat er onvoldoende grond is voor de maatregel van onderbewindstelling, aangezien [verzoeker] in een verpleeghuis verblijft en zijn situatie is verbeterd. Het hof wijst het verzoek tot onderbewindstelling af.

Daarnaast heeft het hof ook de beschikking inzake het mentorschap beoordeeld. In de eerdere beschikking was [de bewindvoerder] B.V. als mentor benoemd. [verzoeker] heeft echter de voorkeur uitgesproken voor zijn stiefzoon als mentor. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bezwaren zijn van de overige belanghebbenden tegen deze benoeming. Daarom heeft het hof de eerdere beschikking ten aanzien van de benoeming van de mentor vernietigd en [de stiefzoon] benoemd tot mentor, terwijl de overige delen van de beschikking zijn bekrachtigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van de voorkeur van de betrokkene in zaken van mentorschap.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.300.151 (bewind) en 200.300.217 (mentorschap)
(zaaknummers rechtbank Gelderland 9135435 (bewind) en 9135485 (mentorschap))
beschikking van 31 maart 2022
inzake
in beide zaaknummers:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. P.L.O. van de Waarsenburg te Nijmegen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de broer1],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [de broer1] ,
en
[de zus],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [de zus] ,
en
[de broer2],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: [de broer2] ,
en
[de stiefzoon],
wonende te [woonplaats4] ,
verder te noemen: [de stiefzoon] ,
en
Bewindvoerderskantoor [de bewindvoerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [de bewindvoerder] B.V.

1.Het geding in eerste aanleg

in beide zaaknummers
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 juni 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

in de zaak met zaaknummer 200.300.151
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 september 2021.
in de zaak met zaaknummer 200.300.217
2.2
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 23 september 2021.
in beide zaaknummers
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 1 maart 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoeker] en zijn advocaat;
- [de broer1] ;
- [de zus] ;
- [de broer2] ;
- [de stiefzoon] ;
- twee vertegenwoordigers van [de bewindvoerder] B.V.

3.De feiten

[verzoeker] is geboren [in] 1942. Hij is de broer van [de broer1] , [de zus] en [de broer2] . [de stiefzoon] is de stiefzoon van [verzoeker] . [verzoeker] verblijft sinds 18 januari 2021 in een verpleeghuis in [woonplaats1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 6 april 2021, heeft [de broer1] verzocht om een onderbewindstelling en instelling van een mentorschap voor [verzoeker] .
in de zaak met zaaknummer 200.300.151
4.2
Bij de bestreden beschikking met zaaknummer 9135435 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand en [de bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder benoemd.
4.3
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking met zaaknummer 9135435. Hij verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en - het hof begrijpt - opnieuw beschikkende, het verzoek tot instelling van een bewind alsnog af te wijzen.
in de zaak met zaaknummer 200.300.217
4.3
Bij de bestreden beschikking met zaaknummer 9135485 heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoeker] en [de bewindvoerder] B.V. tot mentor benoemd.
4.4
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking met zaaknummer 9135485. Hij verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek tot instelling van een mentorschap alsnog af te wijzen, dan wel [de stiefzoon] als mentor te benoemen.
in beide zaaknummers
4.5
[de broer1] , [de zus] , [de broer2] en [de bewindvoerder] B.V. voeren mondeling verweer.

5.De motivering van de beslissing

procedureel
5.1
Het hof heeft de oudere broer van [verzoeker] , [de broer3] , in deze procedure niet als belanghebbende aangemerkt, hoewel in artikel 798 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een broer wel als zodanig wordt genoemd. Uit het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat [verzoeker] al zeker veertig jaar geen contact meer heeft met deze broer als gevolg van een (familie)conflict. [de broer1] , [de zus] en [de broer2] hebben eveneens al langdurig geen contact meer met deze broer. Het is het hof duidelijk geworden dat op dit punt sprake is van oud zeer bij [verzoeker] . Gelet daarop en op de zeer langdurige afwezigheid van contact is het hof tot zijn beslissing gekomen.
in de zaak met zaaknummer 200.300.151: het bewind
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
5.3
Het hof is van oordeel dat niet uit de stukken (alleen een verzoekschrift is overgelegd) en evenmin uit de eigen waarneming van het hof tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat er voldoende grond bestaat voor de verstrekkende maatregel van onderbewindstelling. [verzoeker] is weliswaar in de periode van 13 mei 2020 tot 18 januari 2021 op vrijwillige basis opgenomen geweest op een gesloten afdeling van GGZ [naam1] (kliniek ouderen), maar ten tijde van de bestreden beschikking was de persoonlijke situatie van [verzoeker] aanzienlijk gewijzigd. Tijdens de opname bij GGZ [naam1] is [verzoeker] weer goed ingesteld op medicatie. Verder verblijft [verzoeker] sinds 18 januari 2021 in een verpleegtehuis, waar hij nu volledig wordt verzorgd en in betere doen is. Bovendien zijn er aldus de bewindvoerder geen zorgen over de financiële situatie van [verzoeker] . Nu niet is gebleken dat [verzoeker] vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van [de broer1] alsnog afwijzen.
5.4
Ten overvloede merkt het hof op dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [verzoeker] niet is gehoord omdat uit de stukken voldoende blijkt dat [verzoeker] niet
in staat is zich over het verzoek uit te laten. In het verzoekschrift dat is ingediend bij de kantonrechter staat dat [verzoeker] fysiek niet in staat was om naar een zitting te komen, maar dat hij wel gehoord kon worden op zijn verblijfadres. Er zijn ook geen medische of andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat [verzoeker] niet gehoord had kunnen worden. Indien [verzoeker] wel was gehoord door de kantonrechter had mogelijk de wrevel die is ontstaan tussen [verzoeker] en zijn broers en zus kunnen worden voorkomen.
in de zaak met zaaknummer 200.300.217: het mentorschap
5.5
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen. Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.6
Het hof overweegt dat namens [verzoeker] op de mondelinge behandeling zijn verzoek in hoger beroep ten aanzien van het mentorschap is gewijzigd en dat zijn verzoek zich niet richt tegen de instelling van een mentorschap, maar zich uitsluitend toespitst op de persoon van de te benoemen mentor. [verzoeker] heeft de uitdrukkelijke voorkeur dat [de stiefzoon] tot mentor wordt benoemd. De overige belanghebbenden hebben verklaard hiertegen geen bezwaar te hebben. Het hof zijn ook geen redenen gebleken die zich verzetten tegen de benoeming van [de stiefzoon] tot mentor. Gelet op het vorenstaande acht het hof het van belang de voorkeur van [verzoeker] te volgen en [de stiefzoon] te benoemen tot mentor.
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen ten aanzien van de persoon van de mentor en de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in de zaak met zaaknummer 200.300.151
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 juni 2021 met zaaknummer 9135435 en opnieuw beschikkende;
wijst het verzoek tot onderbewindstelling van de goederen die [verzoeker] (zullen) toebehoren af;
in de zaak met zaaknummer 200.300.217
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 juni 2021 met zaaknummer 9135485 ten aanzien van de persoon van de mentor en in zoverre opnieuw beschikkende:
benoemt [de stiefzoon] tot mentor;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en
D.J.I. Kroezen, en is op 31 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.