Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de verzoeken om onderbewindstelling en mentorschap voor [verzoeker]. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 juni 2021 vernietigd, waarin een bewind was ingesteld over de goederen van [verzoeker] en [de bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder was benoemd. Het hof oordeelt dat er onvoldoende grond is voor de maatregel van onderbewindstelling, aangezien [verzoeker] in een verpleeghuis verblijft en zijn situatie is verbeterd. Het hof wijst het verzoek tot onderbewindstelling af.
Daarnaast heeft het hof ook de beschikking inzake het mentorschap beoordeeld. In de eerdere beschikking was [de bewindvoerder] B.V. als mentor benoemd. [verzoeker] heeft echter de voorkeur uitgesproken voor zijn stiefzoon als mentor. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bezwaren zijn van de overige belanghebbenden tegen deze benoeming. Daarom heeft het hof de eerdere beschikking ten aanzien van de benoeming van de mentor vernietigd en [de stiefzoon] benoemd tot mentor, terwijl de overige delen van de beschikking zijn bekrachtigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van de voorkeur van de betrokkene in zaken van mentorschap.