Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verweerster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, geboren in 2016 en 2021. De Raad voor de Kinderbescherming had in eerste aanleg verzocht om beëindiging van het gezag van de moeder, maar de rechtbank Noord-Nederland had dit verzoek afgewezen. Het hof oordeelde echter anders dan de rechtbank en concludeerde dat er voldoende gronden waren voor een gezagsbeëindigende maatregel. Het hof baseerde zijn oordeel op de zorgwekkende ontwikkeling van de kinderen en de onmacht van de ouders om de zorg voor hen adequaat te dragen.
De moeder had alleen het gezag over de kinderen, terwijl de vader onder curatele stond. De kinderen waren al eerder uit huis geplaatst en verbleven in pleeggezinnen. Het hof oordeelde dat de moeder, ondanks haar liefde voor de kinderen, niet in staat was om hen de benodigde zorg en opvoeding te bieden. De ouders hadden ernstige problemen, waaronder een gebrek aan pedagogische vaardigheden en mentale gezondheid, wat leidde tot de conclusie dat het gezag van de moeder moest worden beëindigd. De GI, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, werd benoemd tot voogd over de kinderen. De beslissing van het hof werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht was, ondanks mogelijke verdere rechtsmiddelen.