ECLI:NL:GHARL:2022:2634

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
200.298.832/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens het niet nemen van grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die eerder in een procedure bij de kantonrechter betrokken was, heeft geen nieuwe advocaat gesteld en heeft geen memorie van grieven ingediend binnen de gestelde termijn. De oorspronkelijke procedure vond plaats in de rechtbank Overijssel, waar de kantonrechter op 2 februari 2021 een eindvonnis heeft gewezen. De appellant had de mogelijkheid om grieven in te dienen, maar heeft deze termijn laten verstrijken zonder actie te ondernemen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant geen grieven heeft ontwikkeld tegen het eindvonnis van de kantonrechter en dat dit vonnis niet in strijd is met de rechtsregels van openbare orde. Hierdoor heeft het hof de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. Tevens is de appellant veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 772,- aan verschotten en € 557,- voor salaris advocaat. Het hof heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.298.832/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 8487763)
arrest van 5 april 2022
in de zaak van
[appellant] ,
die woont in [woonplaats] ,
appellant,
bij de kantonrechter: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: voorheen mr. J.H. Brouwer uit Apeldoorn, die zich heeft onttrokken,
tegen
Stichting Dimence,
gevestigd te Deventer,
geïntimeerde,
bij de kantonrechter: eiseres,
hierna:
Dimence,
advocaat: mr. M.J. Seijbel uit Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
29 september 2020 en 2 februari 2021 die de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter), heeft gewezen.

2.Het geding hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de appeldagvaarding van
30 april 2021 (met één productie).
2.2
In de appeldagvaarding concludeert [appellant] tot vernietiging van het eindvonnis van de kantonrechter van 2 februari 2021, tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van
Dimence en veroordeling van Dimence in de kosten van beide instanties, voor zover mogeljk uitvoerbaar bij voorraad.
2.3
[appellant] heeft geen grieven genomen binnen de termijn van zes weken die op 5 oktober 2021 vestreken is. Vervolgens is aan [appellant] een uitstel van vier weken verleend tot 2 november 2021.
2.4
Op de rol van 2 november 2021 heeft [appellant] geen memorie van grieven genomen. Op laatstgenoemde roldatum heeft mr. Brouwer zich onttrokken aan de zaak.
Mr. Brouwer heeft [appellant] schriftelijk gewezen op de gevolgen van de onttrekking.
2.5
Aan [appellant] is een nader uitstel tot 16 november 2021 verleend voor het opnieuw stellen van een advocaat en voor het alsnog nemen van de memorie van grieven.
2.6
Op 16 november 2021 heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor [appellant] en is de memorie van grieven niet genomen. Vervolgens heeft Dimence arrest gevraagd.

3.De beoordeling in hoger beroep

3.1
In art. 133 lid 4 Rv is bepaald dat indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en daarvoor geen uitstel kan worden verkregen, het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten. Op grond van art. 353 Rv is die bepaling van overeenkomstige toepassing in hoger beroep. In art. 1.8 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) is bepaald dat de termijnen ambtshalve worden nageleefd, tenzij uit dit reglement anders voortvloeit.
3.2
Aangezien zich namens [appellant] op 16 november 2021 geen nieuwe advocaat heeft gesteld en op die datum de memorie van grieven niet is genomen, brengt toepassing van genoemde wetsbepalingen en de artikelen 6.2 en 6.4, eerste volzin, Lpr mee dat het recht van [appellant] om alsnog van grieven te dienen is komen te vervallen.
3.3
Nu [appellant] geen grieven heeft ontwikkeld tegen het eindvonnis van
de kantonrechter van 2 februari 2021 en in aanmerking nemend dat dit vonnis niet in strijd is met de rechtsregels die van openbare orde zijn, zal het hof [appellant] niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
3.4
[appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van het geding in hoger beroep. Deze worden aan de zijde van Dimence vastgesteld op
€ 772,- aan verschotten en op € 557,- (0,5 punt, tarief II) voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief. Het hof zal het meer of anders gevorderde afwijzen.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Dimence vastgesteld op € 772,- aan verschotten en op € 557,- voor salaris advocaat;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, J. Smit en P.S. Bakker en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 5 april 2022.