In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de waardevaststelling van een supermarkt onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 3.503.000 per waardepeildatum 1 januari 2018, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2019. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar handhaafde de waarde en de aanslag. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 15 maart 2022 zijn de gemachtigde van belanghebbende en de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar gehoord. Het Hof heeft vastgesteld dat de aanslag OZB voor eigenaren van niet-woningen terecht is opgelegd en dat de belastingverordening verbindend is. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de gehanteerde kapitalisatiefactor van 13,0 voor de WOZ-waarde niet te hoog is. De belastingheffing vormt geen individuele en buitensporige last voor belanghebbende, aangezien deze geen onderbouwing heeft gegeven voor haar stelling dat de lastenverschuiving niet kan worden doorbelast.
Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 april 2022, en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.