ECLI:NL:GHARL:2022:2823

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
200.297.530/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klachten over naden in een PVC-vloer en de beoordeling van non-conformiteit

In deze zaak gaat het om klachten van de appellant over een PVC-vloer die door de geïntimeerde is gelegd. De appellant heeft in 2017 geklaagd over kieren tussen de planken van de vloer. Een deskundige, De Parketwacht, heeft de vloer in 2019 geïnspecteerd en geconstateerd dat de naden groter waren dan toegestaan. De appellant heeft vervolgens schadevergoeding geëist, maar zijn vordering werd afgewezen door de kantonrechter. In hoger beroep heeft de appellant de vordering opnieuw ingediend, met eisvermeerderingen. Het hof heeft de grieven van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de deskundige zich had verrekend bij de beoordeling van de maximale tolerantie van de naden. De door de deskundige gemeten naden vielen binnen de norm en de vloer voldeed aan de fabrieksnormen. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de appellant in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.297.530/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 8602024)
arrest van 12 april 2022
in de zaak van

1.[appellant] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[appellant],
2. [appellante] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellanten,
bij de rechtbank: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellant](mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. S.T. Pennink, die kantoor houdt te Amsterdam,
tegen

1.V.O.F. [geïntimeerde1] Wonen,

gevestigd te Harderwijk,

2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [woonplaats2] ,
hierna:
[geïntimeerde2],

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [woonplaats2] ,

4. Tapijthandel [geïntimeerde4] B.V.,

gevestigd te Harderwijk,
geïntimeerden,
bij de rechtbank: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerde](mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. F.W. Aartsen, die kantoor houdt te Harderwijk.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 15 februari 2022 heeft op 25 maart 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Die vond met instemming van partijen enkelvoudig
plaats en met gebruikmaking van digitale middelen. Daarvan is een verslag (proces-verbaal) gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd. Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
Het draait in deze procedure om klachten van [appellant] over een door [geïntimeerde] bij hem gelegde PVC-vloer. Het volgende staat daarover vast [1] .
2.2
Op 13 juli 2017 heeft [geïntimeerde] een PVC-vloer van 63,46 m2 in het woonhuis van [appellant] gelegd. Op 7 september 2017 heeft [appellant] geklaagd over kieren tussen de ‘planken’ op de begane grond. Naar aanleiding daarvan heeft [geïntimeerde] de vloer op 1 november 2017 geïnspecteerd. Zijn conclusie was toen dat de vloer niet gebrekkig was gelegd.
2.3
Naar aanleiding van een klacht van [appellant] bij fabrikant Cotab heeft deze op 11 december 2017 geschreven dat PVC door de kleefkracht van de lijm op de plaats moet worden gehouden. Wanneer het PVC wijking gaat vertonen, kan de lijm de 'werking' ervan niet opvangen. Daar kunnen meerdere oorzaken voor zijn, zoals het te laat in het lijmbed plaatsen van de stroken en onvoldoende aanwalsen na plaatsing. De vloer lag toen inmiddels een bijna halfjaar en vertoonde volgens Cotab op het toegezonden beeldmateriaal een wijking van 0,4 mm.
2.4
Op verzoek van [appellant] heeft een onafhankelijk technisch adviseur, De Parketwacht, de vloer op 20 maart 2019 geïnspecteerd. [appellant] en [geïntimeerde2] waren daarbij aanwezig. In een rapport van 16 mei 2019 heeft De Parketwacht geschreven dat de stroken vol zitten met naden. Bij het nameten van de breedte van de pvc-strook op 3 punten in de vloer bleek de breedte 22.845, 22.836 en 22.839 cm te zijn. De conclusie luidde:
“Uit de gemeten breedtes van het pvc blijkt wel dat op het moment van beoordeling de pvc stroken bijna op maat zijn zoals de fabrikant aangeeft namelijk 22,86 cm. Afwijkingen van - 0.015, - 0.024 en - 0.03 cm zijn volgens de fabrikant binnen de norm. Breedte van de pvc-strook = 22.86 cm x 0,25% = +/- 0,057 cm aan tolerantie wat de fabrikant voorschrijft
(. ..)
Tussen de langs naden van het pvc heb ik met een voelermaatje de grootste naad gemeten van 0,45 mm. Rest vloer van 0 tot 0,45 mm. Kops gemeten was de grootste naad 0,6 mm. Rest vloer 0 tot 0, 6 mm.
(…)
[geïntimeerde1] Wonen heeft in mijn optiek verkeerd gehandeld met het aanbrengen/leggen van de egalisatie laag en pvc-vloer. De vloer heeft te warm kunnen acclimatiseren waardoor het pvc uitgezet is maar desondanks toch is gelegd. Na het in rust komen van de woning is het pvc weer in oude vorm teruggekomen. Vandaar de naadvorming in deze pvc vloer. Wat betreft de voorinspectie van de werkvloer heb ik mijn twijfels of dat goed is beoordeeld door [geïntimeerde1] Wonen. Heeft men wel vocht gemeten op de werkvloer en heeft men een opstookprotocol opgelegd aan de fam. [appellant] om na het egaliseren dit uit te voeren om de vloer te ontspannen en restvocht uit te drijven?
(...)
Door het waarschijnlijk niet vochtmeten van de werkvloer en het niet volgen van een opstookprocedure kunnen we thans opstulpingen in de pvc-vloer waarnemen. Waarschijnlijk het gevolg dat na twee jaar de werkvloer opgedroogd/tot rust is gekomen door natuurlijke uitwaseming van vocht en het verwarmen van de vloerverwarmingsinstallatie waardoor de vloerelementen gekrompen zijn.
Later heeft De Parketwacht hieraan toegevoegd dat de meeste naden groter zijn gemeten dan ze mogen zijn; “
De meeste pvc-vloeren worden met een dispersie lijm verlijmd. Een watergebonden lijm. Als er veel water in de naden komt kan de lijmverbinding "verzepen". De lijm wordt aangetast door het water en zal daardoor in tijd los kunnen komen. Afhankelijk van gebruik en intensiteit dweilgedrag.'
2.5
Op 3 april 2018 heeft [appellant] [geïntimeerde] in gebreke gesteld. Later, op 13 januari 2020, heeft hij in een omzettingsverklaring vervangende schadevergoeding gevorderd van € 5.354,30, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten; in totaal € 6.547,13. [geïntimeerde] is niet overgegaan tot betaling.
2.6
[appellant] heeft hierna bij de kantonrechter gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding, rente en kosten. Die vordering is afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de vorderingen alsnog worden toegewezen.
2.7
De eis in het hoger beroep bevat eisvermeerderingen met betrekking tot de data van de rentevorderingen (13 april 2018 in plaats van 17 april 2018 en 19 mei 2019 in plaats van 10 juni 2020). [geïntimeerde] heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt, en de wijzigingen zijn ook niet strijdig met een regel van procesrecht. Daarom worden de wijzigingen toegelaten.

3.Het oordeel van het hof

3.1
De strekking van de grieven is de volgende: zoals uit het rapport van De Parketwacht blijkt, waren de stroken bij het leggen door te hoge temperaturen uitgezet. Daardoor is de weerstand tegen vervormingen (de dimensiestabiliteit) hoger uitgevallen dan de maximale tolerantie van 0,25% die de fabriek voorschrijft. Dat heeft gezorgd voor krimp bij lagere temperaturen, waardoor naden zijn ontstaan. Die naden zijn te breed. Deze naden bevinden zich over de hele oppervlakte van de vloer. Uit de toelichting van De Parketwacht op haar rapport blijkt dat de vloer daardoor niet geschikt is voor normaal gebruik, waardoor deze “non-conform” is. Er is volgens [appellant] in ieder geval een vermoeden van non-conformiteit, omdat binnen zes maanden is geklaagd [2] .
3.2
[geïntimeerde] brengt hiertegen in dat de vloer niet is gelegd bij een te hoge temperatuur (de vloerdelen konden voldoende acclimatiseren) en dat de naden juist wel voldoen aan de maximale dimensiestabiliteit. Dat was ook de conclusie van de deskundige in zijn rapport. Bij de berekeningen waar later zijn kritiek op is gebaseerd, verrekent hij zich: de juiste berekening van de kopse naad is 0,25% van 121,92 centimeter = 0,3 centimeter (3 mm). Hetzelfde geldt voor zijn berekening van de langsnaad: 0,25% x 22,86 centimeter = 0,057 centimeter (0,57 mm). De door de deskundige gemeten naden vielen steeds binnen deze maximaal toegestane afwijking, zowel in de lengte als in de breedte.
3.3
Dit verweer treft doel. De veronderstelling van De Parketwacht – meer dan een veronderstelling is het niet – dat de vloerdelen bij een te hoge temperatuur zijn gelegd, diende immers slechts ter onderbouwing van de opvatting dat sprake is van ontoelaatbaar grote naden tussen de stroken. Tussen partijen staat vast dat die laatste opvatting onjuist is, omdat de deskundige zich heeft verrekend: bij de berekening van de toegestane afwijking tussen de PVC-planken op basis van een dimensiestabiliteit van 0,25% heeft hij centimeters en millimeters door elkaar gehaald.
3.4
De door de deskundige gemeten maximale breedte van die naden staat in dit hoger beroep niet ter discussie. Deze naden vallen alle binnen de norm die moet worden aangehouden. Nu ook na circa vijf jaar geen sprake is van zodanige naden (wijking) dat gezegd kan worden dat de vloer niet voldoet aan de fabrieksnormen en de vordering daar wel op is gebaseerd, is deze dus ongefundeerd. Een andere onderbouwing is aan de vordering niet gegeven. Dat [appellant] de vloer niet mooi vindt omdat hij, net als op de bovenverdieping waar met ander materiaal is gewerkt, in het geheel geen naden tussen de pvc-stroken wil zien, is onvoldoende grond om een tekortkoming aan te nemen. Dat een naadloze vloer is overeengekomen, is immers gesteld noch gebleken. Het wettelijke bewijsvermoeden dat de vloer bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, is hiermee niet aan de orde. Op dit alles strandt het hoger beroep.
De conclusie
3.5
Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Ook in het hoger beroep zal [appellant] in de proceskosten worden veroordeeld (tariefgroep I, 2 punten).

4.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank midden-Nederland in Almere van 30 december 2020;
2. veroordeelt [appellant] hoofdelijk in de proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep. Tot nu toe worden die vastgesteld op
  • € 772,- aan procedurele kosten (verschotten) en
  • € 1.574,- aan salaris.
3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, J.H. Kuiper en P.S. Bakker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 april 2022.

Voetnoten

1.Deze vaststelling is niet volledig. Voor zover andere feiten voor de beoordeling van belang zijn, zal het hof die nog bespreken.
2.Dit vermoeden wordt ontleend aan artikel 7:18 lid 2 BW.