In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 25 november 2021 bestreden. De kinderrechter had de minderjarige onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig werd bedreigd. De moeder heeft in hoger beroep drie grieven ingediend en verzocht de bestreden beschikking te vernietigen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij op 1 april 2022 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De moeder en de vader waren niet aanwezig, maar de minderjarige heeft wel gesproken met een raadsheer van het hof. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 2018 bij pleegouders woont en dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging is, onder andere door ADD en spanningen tussen de moeder en de pleegouders. De moeder is volgens het hof onvoldoende in staat om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen en de minderjarige heeft specifieke pedagogische behoeften die niet door de moeder kunnen worden vervuld.
Het hof heeft de wettelijke vereisten voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing bevestigd en is van oordeel dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd. De beslissing van het hof is dat de beschikking van de kinderrechter wordt bevestigd, waarmee de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige worden gehandhaafd.