ECLI:NL:GHARL:2022:3144

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
21-00051-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal en beïnvloeden van getuigen in een gewelddadige context

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van zware mishandeling van twee vrouwen, wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal en het beïnvloeden van getuigen. De feiten vonden plaats op 9 augustus 2019, toen de verdachte de slachtoffers in hun woning in [plaats 1] ernstig mishandelde en hen tegen hun wil vasthield. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en TBS met dwangverpleging. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen, dat de verklaringen van een van de slachtoffers onbetrouwbaar zouden zijn. Het hof oordeelde dat de verklaringen, ondersteund door andere bewijsmiddelen, betrouwbaar waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en TBS met dwangverpleging, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging nam. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van € 3.419,77, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze al was gelast in een andere zaak. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van behandeling van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000051-21
Uitspraak d.d.: 22 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 24 december 2020 met parketnummer 16-192486-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-026057-16, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in PI [adres PI] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met het bevel dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 5.419,77 te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen. De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. J.M.J.H. Coumans, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met het bevel dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van € 3.419,77 te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard voor wat betreft het meer gevorderde. Tot slot heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen en gelast dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier weken ten uitvoer wordt gelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met een wijnfles, althans enig(e) voorwerp(en) op het hoofd heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] op het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te [plaats 1] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het hoofd, waaronder een schedelfractuur en/of een gebroken oogkasbodem en/of een snijwond op het voorhoofd, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met een wijnfles, althans enig(e) voorwerp(en) op het hoofd te slaan en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of schoppen;
2.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te [plaats 1] opzettelijk [slachtoffer] en/of een of meerdere kinderen wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door (grof) geweld op die [slachtoffer] uit te oefenen en/of (vervolgens) een of meerdere telefoons en/of communicatiemiddelen en/of sleutels af te nemen en/of de internetverbinding(en) uit te schakelen en/of (vervolgens) de woning rondom af te sluiten;
3.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te [plaats 1] een of meerdere (mobiele) telefoon(s) en/of de inhoud van een of meerdere portemonnee(s) en/of huissleutel(s) en/of autosleutel(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4. primair
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te [plaats 1] aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het hoofd, waaronder een scheur in de linkeroogkas en/of snijwond op het hoofd en/of een afgebroken tand, heeft toegebracht door
- meermalen, althans eenmaal met een of meer voorwerpen en/of vuisten te slaan en/of stompen en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij] en/of
- die [benadeelde partij] een hoeveelheid GHB toe te dienen, althans in een staat van bewusteloosheid te brengen;
4. subsidiair
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan 1.1. [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, althans eenmaal met een of meer voorwerpen en/of vuisten tegen/op het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt
- die [benadeelde partij] een hoeveelheid GHB heeft toegediend, althans in een staat van bewusteloosheid heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te [plaats 1] opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door (grof) geweld op die [benadeelde partij] uit te oefenen en/of (vervolgens) een of meerdere telefoons en/of communicatiemiddelen en/of sleutels af te nemen en/of internetverbinding(en) uit te schakelen en/of (vervolgens) de woning rondom af te sluiten;
6.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te [plaats 1] een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of de inhoud van een of meerdere portemonnee(s) een bankpas en/of een persoonskaart en/of sleutel(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 augustus 2019 tot en met 20 september 2019 te [plaats 2] opzettelijk (telkens) mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [benadeelde partij] en/of [slachtoffer] en/of [getuige ] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door
- veelvuldig, althans een of meerdere malen die [benadeelde partij] en/of [slachtoffer] en/of [getuige ] (vanuit de PI) te bellen dat die [benadeelde partij] en/of [slachtoffer] haar/hun verklaringen moeten intrekken en/of wijzigen en/of die [benadeelde partij] en/of [slachtoffer] en/of [getuige ] op te dragen wat hij/zij bij de politie moet(en) verklaren en/of (daarbij) de woorden toe te voegen -zakelijk weergegeven-:
- dat hij maar in zijn vinger hoeft te knippen om er voor te zorgen dat [benadeelde partij] haar kind nooit meer te zien zal krijgen en/of haar kind niet meer terug krijgt en/of dat die [slachtoffer] haar kinderen ook niet meer mag zien en/of
- dat hij alleen maar de prostitutiepraktijken hoeft te melden en dat [slachtoffer] dan haar Wajong-uitkering kwijt is en/of
- dat hij iedereen heeft gefilmd en gefotografeerd en dat die beelden bij instanties terecht kunnen komen en/of
- dat als hij 90 dagen krijgt, iedereen een probleem heeft, vooral [benadeelde partij] en haar kind en/of
- dat hij agressief is en dat hij slechte dingen gaat doen waarvoor hij nooit meer vrij komt en/of
- dat die [getuige ] met [benadeelde partij] naar het politiebureau moet gaan en dat die [benadeelde partij] moet zeggen dat hij niks heeft gedaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde kan worden bewezen. Volgens de advocaat-generaal zijn de eerste verklaringen van aangeefster [slachtoffer] betrouwbaar en kunnen deze voor het bewijs worden gebruikt. Deze worden namelijk, in tegenstelling tot haar latere verklaringen, ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde. Volgens de verdediging zijn de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] zo wisselend en afwijkend van elkaar dat hierdoor geen sprake is van enige betrouwbare verklaring die voor het bewijs kan worden gebruikt. Voor het overige bevat het dossier onvoldoende om tot een bewezenverklaring van deze feiten te kunnen komen. Met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 7 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het oordeel van het hof

Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 6

Feiten en omstandigheden
Het hof gaat op grond van de in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
De situatie ter plaatse
Op 9 augustus 2019 kwam omstreeks 11:50 uur via Twitter de volgende melding binnen bij de meldkamer van de politie: “er wordt geweld tegen mij gebruikt @politie.nl. Help, word vastgehouden op de [adres] te [plaats 1] , spoed politie”. [2]
Politieambtenaren gingen naar het opgegeven adres. Daar stond een vrouw voor het raam op de begane grond. De vrouw was hevig in paniek, had letsel in haar gezicht en was bebloed. Ze zette het raam op een kier en vertelde dat het raam niet verder open kon. Ze riep dat zij snel uit de woning moest worden gehaald, omdat hij zo terug kon komen. Ze vertelde dat zij met haar kinderen in de woning was en dat haar vriendin boven bewusteloos op bed lag. Verder vertelde ze dat ze vast zaten, dat hij alles had dichtgedaan en dat hij haar sleutels en hun telefoons had meegenomen. De politieambtenaren gingen door een raam te forceren de woning in. [3]
De vrouw bleek te zijn genaamd: [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). [slachtoffer] had letsel in haar gezicht. Haar rechteroog was dik en blauw en aan de linkerzijde van haar voorhoofd op de grens van haar voorhoofd en haarlijn zat een diepe wond. In de woning bevonden zich tevens twee jonge meisjes. Op de vraag wie haar en haar vriendin had mishandeld antwoordde [slachtoffer] dat [verdachte] dit had gedaan. Zij gaf vervolgens zijn signalement op. Ze vertelde dat ze door [verdachte] was mishandeld, tegen haar wil was vastgehouden in de woning en daar niet weg kon. Hij had al haar telefoons, iPad en sleutels meegenomen. Om die reden had zij niet direct contact op kunnen nemen met de politie. [verdachte] had zelfs de modem van het internet meegenomen. Ze kon ook de woning niet uit. Uiteindelijk heeft zij op haar computer via Twitter een bericht kunnen verzenden.
Op de eerste verdieping troffen de politieambtenaren een vrouw in bed aan. Zij bleek te zijn genaamd: [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ). Zij was buiten kennis en had letsel in haar gezicht. [4] Haar linker oogkas was blauw en opgezwollen. De vrouw kwam langzaam bij bewustzijn. [benadeelde partij] vertelde dat ze die ochtend rond 8:00 uur beneden wakker werd met kapot getrokken ondergoed. Haar felroze beha was in het midden stuk getrokken. [slachtoffer] zei dat het ondergoed van [benadeelde partij] in de wasmachine of -droger zat. Zij had het in de was gegooid, omdat dit moest van [verdachte] . [slachtoffer] vertelde dat zij haar vriendin die ochtend omstreeks 8:00 uur beneden had gevonden en haar vervolgens had geholpen met het aantrekken van een schone onderbroek en een T-shirt.
Boven in de wasdroger werd door een politieambtenaar een felroze beha aangetroffen waarvan het middenstuk kapot was. Op de bank die in de woonkamer stond zaten roodbruine vlekken, evenals op het vloerkleed voor de bank. [5] De voor- en achterdeur van de woning waren afgesloten. [6]
Op een gegeven moment zag een politieambtenaar dat er een manspersoon in de achtertuin stond. Deze persoon voldeed aan het door [slachtoffer] opgegeven signalement. [slachtoffer] bevestigde desgevraagd dat dit [verdachte] was. Hierop werd de verdachte aangehouden. [7]
Tijdens zijn aanhouding droeg de verdachte tassen met daarin onder meer een modem, identiteitsbewijzen van de vrouwen, mobiele telefoons, een bankpas, geld, een sleutelbos en een autosleutel. [8]
Nadat de verdachte was aangehouden verklaarde [slachtoffer] dat de verdachte de dag ervoor in de woning was om de verjaardag van haar dochter te vieren en dat het die nacht helemaal was misgegaan. Haar vriendin was door hem knock-out geslagen en lag midden in de woning. Zijzelf was rond 4:00 uur door hem geslagen en geschopt. Ze is geslagen op haar oog. Ook is zij met een wijnfles geslagen. Hierna voelde ze het bloed langs haar hoofd stromen. Na de klap op haar hoofd zag ze sterretjes. Zij had niet eerder de politie gebeld, omdat hij alle mobiele telefoons had afgepakt. Verder had hij de hele woning rondom afgesloten, zodat zij niet naar buiten konden. Ook had hij alle internetverbindingen afgesloten, waardoor zij geen contact met de buitenwereld kon hebben. Die ochtend moest zij van hem alle kleding wassen die was gedragen. Daarna moest ze van hem douchen. Op een gegeven moment heeft hij de woning verlaten. Hij had de telefoons meegenomen. Ook had hij al het geld dat beide vrouwen in huis hadden meegenomen. Toen hij was weggegaan heeft zij de WIFI in de woning kunnen aanzetten en heeft zij op haar computer via Twitter een bericht geschreven. [9]
De twee kinderen van [slachtoffer] die ook in de woning aanwezig waren zijn door een politieambtenaar naar hun opa gebracht. Onderweg vertelden de kinderen dat ze die nacht om 4:00 uur wakker waren geworden, dat hun moeder bebloed was en een gat in haar hoofd had en dat ze hadden gehoord dat oom [verdachte] hun moeder met haar hoofd tegen de deur had geduwd. [10]
[slachtoffer] en [benadeelde partij] zijn met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. [11] In het ziekenhuis verklaarde [benadeelde partij] dat zij de avond daarvoor, op 8 augustus 2019 na 23:00 uur, samen met [slachtoffer] aanwezig was in de woning op de [adres] te [plaats 1] , dat zij van [slachtoffer] hoorde dat [verdachte] zo naar de woning zou komen, dat zij vervolgens iemand binnen hoorde komen en een harde klap op haar hoofd voelde, dat zij na deze klap buiten bewustzijn is geraakt, dat zij op 9 augustus 2019 om 7:00 uur weer bij kennis is gekomen, dat zij toen op de grond in de woonkamer lag, zich heel erg suf voelde en veel pijn aan haar hoofd had, dat zij vervolgens met behulp van [slachtoffer] naar boven is gegaan en heeft gedoucht, dat zij rond 8:00 uur op bed is gaan liggen en dat zij pas weer wakker werd door de politie. [12]
De verklaring van [slachtoffer]
Op 10 augustus 2019 is [slachtoffer] als aangeefster gehoord. Zij verklaarde dat zij op 8 augustus 2019 in haar woning was op de [adres] te [plaats 1] . Haar twee jongste dochters en de verdachte waren die dag ook thuis. Haar dochters noemden de verdachte altijd oom [verdachte] . Ook [benadeelde partij] (het hof begrijpt: [benadeelde partij] ) was in de woning. Op een gegeven moment ging [slachtoffer] naar boven om te slapen. Rond 4:00 uur hoorde zij beneden een harde bonk. Ze is toen naar beneden gelopen. Ze zag dat [benadeelde partij] op de grond in de woonkamer lag. Ze zat onder het bloed. Ineens stond de verdachte achter haar. Hij begon haar direct te duwen. Hij duwde haar met één hand in haar rug. Op een gegeven moment kreeg zij een stoot tegen haar oog aan. De eerste stoot was met zijn vuist. Hij raakte haar op het midden van haar neus. Zij viel naar achteren de bank in. Het bloed stoomde er direct uit. [slachtoffer] lag in de bank en de verdachte bleef maar op de rechterkant van haar hoofd slaan. Hij raakte haar bij haar rechteroog, oor en kaak. Ook voelde zij één of twee keer een knietje tegen haar ribben in haar rechterzij. [benadeelde partij] lag toen nog steeds op de grond en reageerde helemaal nergens op. De verdachte pakte een wijnfles en sloeg [slachtoffer] met de onderkant van de wijnfles op haar hoofd. Hij sloeg haar hiermee op de linkerzijde van haar voorhoofd bij haar haargrens. Hierdoor kreeg zij daar een behoorlijk diepe bloedende wond. Vervolgens kwam [benadeelde partij] weer bij. [slachtoffer] hoorde een klap en zag dat [benadeelde partij] heen en weer wiebelde en op de grond viel. Hierna keek ze met de verdachte filmpjes op de bank. Op een gegeven moment heeft de verdachte [benadeelde partij] en [slachtoffer] onder de douche gezet. Toen [slachtoffer] beneden kwam moest ze van de verdachte alles opruimen en schoonmaken. Het was toen al tegen 8:00 uur en de kinderen werden wakker. [slachtoffer] is toen naar boven gegaan naar de kinderen. De verdachte zei dat ze het huis absoluut niet mocht verlaten. Om ongeveer 10:15 uur was het beneden stil en is [slachtoffer] voorzichtig naar beneden gelopen. Ze zag dat de verdachte weg was. Ook zag ze dat alle telefoons weg waren, dat de portemonnees van [benadeelde partij] en haarzelf leeg waren, dat alle sleutels weg waren, inclusief alle huissleutels en autosleutels en dat alles hermetisch was afgesloten. Alles zat op slot en [slachtoffer] kon dus niet weg. De verdachte had ook de wifikast uitgezet. [slachtoffer] heeft toen haar computer opgestart, de wifi ingeschakeld en een twitterbericht naar de politie verzonden met daarin haar adres. Vervolgens kwam de politie ter plaatse. [13]
Het letsel van [slachtoffer]
Door de forensisch arts is bij [slachtoffer] het volgende letsel geconstateerd:
Schedeltrauma met een snijwond links voorhoofd en een schedelfractuur van het slaapbot links. Deze fractuur is een zogenaamde impressiefractuur. Hier is het schedelbot door inwerking van geweld naar binnen ingedeukt.
Trauma aangezicht met fractuur van oogkasbodem, binnenzijde oogkas en neusbijholte.
Pijnlijke rechter borstkas met kneuzing.
Volgens de forensisch arts past het geconstateerde letsel goed bij de opgegeven toedracht, te weten dat zij forse klappen op haar hoofd en aangezicht heeft gehad en met een fles op haar hoofd is bewerkt. [14]
De verklaring van [benadeelde partij]
Op 10 augustus 2019 is [benadeelde partij] als aangeefster gehoord. Zij verklaarde dat de verdachte die vrijdag (het hof begrijpt: 8 augustus 2019 ) thuis kwam. [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) ging naar boven en de verdachte is ook naar boven gegaan. [benadeelde partij] hoorde een harde klap. Even later kwam [slachtoffer] naar beneden. [benadeelde partij] zag dat [slachtoffer] heel erg aan het trillen was. Vanaf dat moment weet [benadeelde partij] eigenlijk niets meer. Ze is rond 7:00 uur wakker geworden op de vloer in de woonkamer. Ze zag dat er overal bloed lag. Ze had toen een kapotte beha en een kapotte slip aan. [slachtoffer] heeft haar vervolgens naar boven geholpen. Nadat [benadeelde partij] had gedoucht heeft de verdachte haar naar bed gebracht. Daarna weet zij niets meer totdat de politie haar weer wakker maakte. [benadeelde partij] verklaarde verder dat zij allemaal kneuzingen in haar gezicht heeft, dat in haar oogkas bij haar linker oog een scheurtje zit, dat zij een wond op haar hoofd en wondjes in haar gezicht heeft en dat zij een tand mist. [15]
Het letsel van [benadeelde partij]
Door de forensisch arts is bij [benadeelde partij] het volgende letsel geconstateerd:
Breukje in linker jukbeen. Erge hoofdpijn. Mogelijk lichte hersenschudding. Enkele barstwonden in het gelaat. Scheurwond op de behaarde hoofd, rechtsachter. Bloeduitstorting rond beide ogen. Bloeduitstorting op de rechterhand. Bloeduitstorting op de rechterarm. Bloeduitstorting op de linkerarm. Afgebroken tand.
Volgens de forensisch arts kunnen de geconstateerde letsels goed passen bij de opgegeven toedracht, te weten dat zij is geschopt en geslagen. [16]
Bewijsoverwegingen
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
heeft op 12 augustus 2019 contact opgenomen met de politie en aangegeven dat zij haar verklaring wilde aanpassen. Op 20 augustus 2019 is zij nogmaals verhoord en heeft zij verklaard dat haar op 10 augustus 2019 afgelegde verklaring niet klopt. Zij en [benadeelde partij] zouden die nacht niet zijn mishandeld door de verdachte, maar door [naam 1] , [naam 2] en nog een derde persoon. Gedurende de procedure in hoger beroep heeft [slachtoffer] haar verklaring wederom aangepast en anderen genoemd die verantwoordelijk zouden zijn voor het gebeuren. Ter terechtzitting van het hof is zij als getuige gehoord en heeft zij verklaard dat de verdachte onschuldig is en dat haar ex-partner [naam 3] schuldig is aan de onderhavige feiten.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer] zo wisselend en afwijkend van elkaar zijn dat hierdoor geen sprake is van enige betrouwbare verklaring die voor het bewijs kan worden gebruikt.
Het hof stelt voorop dat in het algemeen, maar zeker in onderhavige zaak, gelet op de aard en invulling van de onderlinge verhoudingen tussen verdachte, [slachtoffer] en [benadeelde partij] , zorgvuldig moet worden omgegaan met verklaringen van getuigen. De betrouwbaarheid van belastende verklaringen van de vermeende slachtoffers kan onder druk komen te staan bijvoorbeeld door wraakgevoelens. Daarentegen kan de betrouwbaarheid van ontlastende verklaringen van slachtoffers negatief beïnvloed zijn door angst, afhankelijkheid, gevoelens van loyaliteit of vanwege het hanteren van andere normen en waarden dan die welke ten grondslag liggen aan de strafwetgeving. Met de verdediging constateert het hof dat de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen onderling op essentiële punten van elkaar verschillen. Het hof ziet hierin echter geen aanleiding om alle verklaringen van [slachtoffer] van het bewijs uit te sluiten. Voor zover de verklaringen van [slachtoffer] steun vinden in de overige inhoud van het dossier, acht het hof deze verklaringen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Het hof acht de verklaringen die [slachtoffer] op 9 en 10 augustus 2019 heeft afgelegd in dit licht betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs en overweegt daartoe als volgt.
Deze verklaringen zijn in de eerste plaats direct na het voorval afgelegd, zijn consistent en komen onderling op hoofdlijnen met elkaar overeen. In de tweede plaats passen de bij haar geconstateerde letsels precies bij de door haar omschreven geweldshandelingen. Zij heeft namelijk verklaard dat de verdachte haar op de rechterkant van haar hoofd heeft geslagen, haar een knietje in haar rechterzij heeft gegeven en haar met een wijnfles op de linkerzijde van haar voorhoofd heeft geslagen. Precies op die plekken is letsel bij haar waargenomen. Politieambtenaren zagen namelijk dat haar rechteroog dik en blauw was en dat aan de linkerzijde van haar voorhoofd een diepe wond zat en uit de letselverklaring blijkt dat zij tevens rechts op de borstkas een kneuzing had. Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat zij al bloedend op de bank terecht is gekomen, terwijl de politieambtenaren bloedvlekken op en voor de bank hebben waargenomen. Haar verklaring sluit voorts aan bij de door de politie aangetroffen omstandigheden. Zo heeft zij verklaard dat zij de felroze, stuk getrokken beha van [benadeelde partij] in opdracht van de verdachte in de was heeft gedaan. Dit wordt ondersteund doordat in de wasdroger een felroze beha die stuk was, is aangetroffen. Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat de verdachte de woning op slot had gedaan en alle telefoons, de inhoud van de portemonnees, sleutels en modem had meegenomen en ook dat hij elk moment terug kon komen. Een en ander wordt ondersteund door de constatering van de politie dat de voor- en achterdeur van de woning waren afgesloten en dat de verdachte nadat de politie de woning is binnengegaan in de tuin opduikt en daarnaast tijdens zijn aanhouding tassen bij zich droeg met daarin de door [slachtoffer] genoemde spullen. Tot slot wordt deze verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de verklaring van haar kinderen dat zij die nacht om 4:00 uur wakker waren geworden en hadden gehoord dat oom [verdachte] hun moeder met haar hoofd tegen de deur had geduwd.
De omstandigheid dat [slachtoffer] op haar eerste verklaringen is teruggekomen, maakt niet dat die verklaringen onbetrouwbaar zijn. Het hof acht juist haar latere verklaringen onbetrouwbaar, nu die zijn afgelegd nadat de verdachte haar blijkens de tapgesprekken onder druk heeft gezet om haar verklaringen aan te passen. Ook worden haar latere verklaringen niet ondersteund door de overige inhoud van het dossier. Aldus is het hof van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] die zij op 9 en 10 augustus 2019 heeft afgelegd voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Alternatieve scenario
De verdachte heeft bij de politie en ten overstaan van de rechter-commissaris geen verklaring afgelegd over hetgeen hem wordt verweten. Tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte een alternatief scenario geschetst waarin hij in de loop van de ochtend weer terug kwam bij de woning en de gewonde vrouwen daar aantrof. Met het toebrengen van de verwondingen had hij niets van doen en ook niet met het afsluiten van de woning. De spullen in de tassen die hij bij zich droeg waren met tassen en al aan de verdachte door [slachtoffer] meegegeven vanwege haar angst voor de autoriteiten. In hoger beroep heeft hij opnieuw aangegeven niet schuldig te zijn aan hetgeen hem onder feit 1 t/m 6 wordt verweten.
Het hof schuift dit scenario als zijnde onaannemelijk terzijde. Het hof acht het in dit kader van belang dat de verdachte pas in een laat stadium met het door hem geschetste scenario is gekomen. Dit maakt het mogelijk dat de verdachte zijn verklaring op de inhoud van het dossier heeft aangepast. Bij de ondervraging ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte op bepaalde inhoudelijke vragen bovendien wisselend geantwoord en kwam hij met nieuwe details. In verdachtes verklaring vallen verder een aantal zaken op die vragen oproepen, maar die de verdachte niet heeft kunnen ophelderen. Zo laat het zich moeilijk voorstellen dat de verdachte, bij het aantreffen van [slachtoffer] en [benadeelde partij] met het genoemde letsel en bloed, niet de hulpdiensten heeft ingeschakeld, maar wel op enig moment sigaretten, een simkaart en een telefoon is gaan halen. Dat het scenario van de verdachte door latere verklaringen van aangeefster wordt ondersteund doet aan de onaannemelijkheid niet af gelet op de reeds genoemde tapgesprekken van de verdachte vanuit de Penitentiaire Inrichting waarin hij aangeefster heeft geïnstrueerd haar verklaring aan te passen en een ander dan hemzelf als dader aan te wijzen.
Ten aanzien van feit 1
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, nu niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
De onder 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling acht het hof wel bewezen. Het hof is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer] zodanig ernstig is dat dit kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Verder is het hof van oordeel dat het handelen van de verdachte, met name het slaan met een wijnfles op het hoofd van [slachtoffer] , naar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, waarvan in dit geval niet is gebleken, niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Ten aanzien van feit 4
Ook ten aanzien van [benadeelde partij] is het hof net als de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat haar letsel zodanig ernstig is dat dit kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel en dat het handelen van de verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens contra-indicaties, waarvan in dit geval niet is gebleken, niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Aldus acht het hof het onder 4 primair ten laste gelegde bewezen. Net als de rechtbank zal het hof de verdachte ook vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het toedienen van GHB aan [benadeelde partij] , althans haar in een staat van bewusteloosheid brengen, nu niet kan worden bewezen dat het in de tenlastelegging omschreven zwaar lichamelijk letsel daardoor is bekomen.
Ten aanzien van feit 5
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde partij] niet is voltooid, omdat [benadeelde partij] , doordat zij buiten bewustzijn was, geen belemmering in haar bewegingsvrijheid heeft ervaren. Het hof verwerpt dit verweer. De verdachte heeft nadat hij [benadeelde partij] zwaar had mishandeld en zij (mede) door zijn toedoen buiten bewustzijn is geraakt, de deuren van de woning afgesloten, de internetverbinding uitgeschakeld en telefoons, communicatiemiddelen en sleutels meegenomen. Hierdoor heeft hij [benadeelde partij] wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden. De omstandigheid dat zij vanwege bewusteloosheid daaromtrent haar wil niet heeft kunnen bepalen maakt dit niet anders.
De overige door de verdediging gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen.

Ten aanzien van feit 7

Omdat de verdachte het onder 7 bewezen verklaarde heeft bekend en zijn raadsman dienaangaande geen vrijspraak heeft bepleit, zal het hof op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals hieronder weergegeven.
 De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 april 2022, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting;
 Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] en de bij dat proces-verbaal als bijlagen opgenomen uitgewerkte tapgesprekken (pag. 171 e.v.).

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij op 9 augustus 2019 te [plaats 1] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het hoofd, waaronder een schedelfractuur, een gebroken oogkasbodem en een snijwond op het voorhoofd, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een wijnfles op het hoofd te slaan en die [slachtoffer] meermalen op het hoofd en het lichaam te slaan, stompen en schoppen;
2.
hij op 9 augustus 2019 te [plaats 1] opzettelijk [slachtoffer] en meerdere kinderen wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door grof geweld op die [slachtoffer] uit te oefenen en vervolgens meerdere telefoons, communicatiemiddelen en sleutels af te nemen en de internetverbinding uit te schakelen en vervolgens de woning rondom af te sluiten;
3.
hij op 9 augustus 2019 te [plaats 1] meerdere mobiele telefoons en de inhoud van een portemonnee en huissleutels en autosleutels, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4. primair
hij op 9 augustus 2019 te [plaats 1] aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het hoofd, waaronder een scheur in de linkeroogkas, een snijwond op het hoofd en een afgebroken tand, heeft toegebracht door meermalen te slaan en/of stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij] ;
5.
hij op 9 augustus 2019 te [plaats 1] opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door grof geweld op die [benadeelde partij] uit te oefenen en vervolgens meerdere telefoons, communicatiemiddelen en sleutels af te nemen en de internetverbinding uit te schakelen en vervolgens de woning rondom af te sluiten;
6.
hij op 9 augustus 2019 te [plaats 1] een of meerdere mobiele telefoon(s), de inhoud van een portemonnee, een bankpas, een persoonskaart en sleutel(s), toebehorende aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij tijdstippen in de periode van 12 augustus 2019 tot en met 20 september 2019 te [plaats 2] opzettelijk telkens mondeling zich jegens [benadeelde partij] en [slachtoffer] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, telkens wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door
- meerdere malen die [benadeelde partij] en [slachtoffer] vanuit de PI te bellen dat die [benadeelde partij] en [slachtoffer] hun verklaringen moeten intrekken en/of wijzigen en die [benadeelde partij] en [slachtoffer] op te dragen wat zij bij de politie moeten verklaren en daarbij de woorden toe te voegen -zakelijk weergegeven-:
- dat hij maar in zijn vinger hoeft te knippen om ervoor te zorgen dat [benadeelde partij] haar kind nooit meer te zien zal krijgen en haar kind niet meer terug krijgt en dat die [slachtoffer] haar kinderen ook niet meer mag zien en
- dat hij alleen maar de prostitutiepraktijken hoeft te melden en dat [slachtoffer] dan haar Wajong-uitkering kwijt is en
- dat hij iedereen heeft gefilmd en gefotografeerd en dat die beelden bij instanties terecht kunnen komen en
- dat als hij 90 dagen krijgt, iedereen een probleem heeft, vooral [benadeelde partij] en haar kind en
- dat hij slechte dingen gaat doen waarvoor hij nooit meer vrij komt en
- dat [benadeelde partij] naar het politiebureau moet gaan en dat die [benadeelde partij] moet zeggen dat hij niks heeft gedaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De hierna te melden oplegging van straf en maatregel is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt zeer ernstige feiten. Hij heeft zowel [slachtoffer] als [benadeelde partij] zwaar mishandeld. Daarbij is hij op zeer gewelddadige wijze tekeergegaan. Hierdoor heeft hij niet alleen pijn en letsel bij de slachtoffers veroorzaakt, maar ook een traumatische ervaring. De mishandelingen vonden plaats in de woning van [slachtoffer] . Dit is bij uitstek een plek waar men zich veilig zouden moeten kunnen voelen. In die woning waren op dat moment ook twee jonge kinderen van [slachtoffer] aanwezig. De kinderen hebben meegekregen dat de verdachte hun moeder heeft mishandeld. Dit moet zeer beangstigend voor hen zijn geweest. Vervolgens heeft de verdachte de gewonde vrouwen aan hun lot overgelaten en heeft hij hen met de jonge kinderen in de woning opgesloten en alle communicatiemiddelen meegenomen, kennelijk met het doel om te voorkomen dat zij hulp konden inschakelen. Hierdoor konden de vrouwen niet direct medische hulp krijgen. Ook heeft de verdachte hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op hun persoonlijke vrijheid.
Zelfs vanuit de Penitentiaire Inrichting heeft de verdachte [slachtoffer] en [benadeelde partij] niet met rust gelaten. Met zijn dreigementen heeft hij hen zodanig onder druk gezet dat zij voor hem ontlastende verklaringen hebben afgelegd. De verdachte heeft zijn slachtoffers aldus ingezet om onder een veroordeling voor de door hem tegen hen gepleegde feiten uit te komen. Dit getuigt van geen enkel respect richting de slachtoffers en toont aan dat de verdachte enkel en alleen bezig is met de gevolgen die zijn gedragingen mogelijk voor hemzelf zouden kunnen hebben.
De verdachte ontkent het grootste gedeelte van de feiten en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Het hof rekent hem dit alles zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Het hof houdt rekening met het feit dat de verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 maart 2022 eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verder heeft het hof, net als de rechtbank, kennisgenomen van onder meer de volgende over de verdachte opgemaakte rapportages:
  • Pro Justitia-rapportage van psychiatrisch onderzoek d.d. 22 januari 2020 , opgemaakt door J. van der Meer, psychiater;
  • Pro Justitia-rapportage van psychologisch onderzoek d.d. 5 februari 2020 , opgemaakt door S.H. van Schagen, psycholoog;
  • Rapportage van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) d.d. 6 november 2020 , opgemaakt door R. Haveman, psycholoog, en L.J.H. Kuipers, psychiater;
  • Reclasseringsrapportage d.d. 17 november 2020 , opgesteld door [medewerker] , reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Fivoor.
Uit de hiervoor genoemde Pro Justitia-rapportages blijkt dat de verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan zowel het psychiatrisch als het psychologisch onderzoek. Hierdoor kon door de gedragsdeskundigen niet worden beoordeeld of de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Ook tijdens de opname in het PBC heeft de verdachte zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd, waardoor de onderzoekers niet tot een gedifferentieerde diagnostiek konden komen. Op basis van de beschikbare informatie hebben zij echter wel een beeld van de ontwikkeling van de verdachte en diens levensloop gekregen. Op basis van zijn uitgebreide voorgeschiedenis en strafblad ontstaat in grote lijnen het beeld van een man met sinds de vroege adolescentie bestaande ernstige verslavings- en (antisociale) persoonlijkheidsproblematiek. Hij blijft vervallen in antisociaal gedrag en middelengebruik waaronder met name cocaïne, benzodiazepines, cannabis en GHB. Hoewel hij tijdens de observatieperiode een meer gecontroleerde en rustigere indruk maakt dan in 2018 worden er door onderzoekers gezien de aard van de destijds vastgestelde problematiek en verdachtes levensloop en gedragingen sindsdien geen redenen gezien om aan te nemen dat sprake zou kunnen zijn van andere diagnostische conclusies dan toentertijd. Op het moment van het tenlastegelegde was er, gelet op de aard van de problematiek en het waargenomen patroon in het leven van de verdachte dan ook sprake van een gebrekkige ontwikkeling en een stoornis en het gebruik van (tenminste) GHB en cannabis.
Gelet op de weigerachtigheid van de verdachte om mee te werken aan bovengenoemde onderzoeken heeft het hof, net als de rechtbank, ook acht geslagen op de volgende eerder over de verdachte opgemaakte rapportages:
  • Pro Justitia-rapportage van psychologisch onderzoek d.d. 21 juli 2016 , opgemaakt door R. Bout, psycholoog;
  • Rapportage van het PBC d.d. 29 maart 2018 , opgemaakt door M.D. Beijer-Holtman, psycholoog, en T. den Boer, psychiater;
  • Pro Justitia-rapportage van psychologisch en psychiatrisch onderzoek d.d. 2 juli 2019 , opgemaakt door M.D. Beijer-Holtman, psycholoog, en T. den Boer, psychiater.
Aan het psychologisch onderzoek in 2016 heeft de verdachte zijn volledige medewerking verleend. Toen is een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogen vastgesteld, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Aan het onderzoek in het PBC in 2018 en aan het psychologisch en psychiatrisch onderzoek in 2019 heeft de verdachte beperkt meegewerkt. Samenvattend stellen de gedragsdeskundigen Beijer-Holtman en Den Boer dat bij de verdachte sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische, theatrale en borderline kenmerken. De verdachte voldoet eveneens aan de criteria voor psychopathie. Daarnaast is sprake van ernstige verslavingsproblematiek, waaronder problematisch gebruik van cannabis, sederende medicatie, GHB en andere middelen. De deskundigen concluderen dat de verslavingsproblematiek niet los kan worden gezien van de ernstige persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte. Tot slot concluderen zij dat de persoonlijkheidsproblematiek en de daarmee samenhangende stoornis in het middelengebruik een duurzaam patroon vormen.
Het hof merkt op dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep benoemde op de betreffende avond diverse verdovende middelen te hebben gebruikt, waaronder GHB. Het hof ziet hierin een bevestiging en voortzetting van de verslavingsproblematiek van verdachte.
Oplegging van tbs-maatregel
Vooropgesteld wordt dat aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan voordat aan een verdachte op grond van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht de tbs-maatregel kan worden opgelegd.
Bij de verdachte dient tijdens het begaan van het strafbare feit sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
Het door de verdachte begane feit dient een misdrijf te betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel behoren tot een van de misdrijven die in bovengenoemd artikel worden vermeld;
De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dient het opleggen van die maatregel te eisen.
Ten behoeve van het oordeel dat aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan doet de rechter een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de betrokkene hebben onderzocht. Dit blijft buiten toepassing, indien de verdachte weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht. Voor zover mogelijk rapporteren de gedragsdeskundigen gezamenlijk dan wel een ieder van hen afzonderlijk over de reden van de weigering. De rechter doet zich zoveel mogelijk een ander advies of rapport overleggen dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de tbs-maatregel kan voorlichten en aan de totstandkoming waarvan de verdachte wel bereid is om medewerking te verlenen.
Aan de bovengenoemde voorwaarden is naar het oordeel van het hof in dit geval voldaan.
Ad 1.) Het hof is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Net als de rechtbank volgt ook het hof de gedragsdeskundigen Beijer-Holtman en Den Boer in hun hierboven genoemde conclusies en legt die ten grondslag aan zijn oordeel. Daarbij betrekt het hof dat de deskundigen Haveman en Kuipers, die de verdachte in 2020 in het PBC hebben geobserveerd, aangeven dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat de eerder gestelde diagnoses herziening behoeven en dat er op het moment van het ten laste gelegde aldus sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en een stoornis in het gebruik van (ten minste) GHB en cannabis. Nu de eerder gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis van de verdachte, die volgens de gedragsdeskundigen duurzaam van aard is, onbehandeld is gebleven, kan worden vastgesteld dat ook deze stoornis nog steeds bij de verdachte aanwezig was tijdens het begaan van het bewezen verklaarde.
Ad 2.) Verder stelt het hof vast dat de door de verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Ad 3.) Tot slot is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de tbs-maatregel eisen.
Geen van de genoemde gedragsdeskundigen hebben gelet op de ontkennende dan wel weigerende houding van de verdachte en/of het ontbreken van doorwerking van de pathologie van de verdachte in ten laste gelegde feiten hierover concrete uitspraken kunnen doen. Beijer-Holtman en Den Boer hebben meer in zijn algemeenheid wel opgemerkt dat zij inzage hebben gekregen in de zeer uitgebreide justitiële voorgeschiedenis van de verdachte en dat zij in zijn leefpatroon, waaronder zijn ernstige verslavingsproblematiek, een groot risico op het vervallen in een patroon van contacten met justitie, in de vorm van feiten zoals beschreven in het uittreksel justitiële documentatie, zien. Om een ommekeer te brengen in deze steeds weer terugkerende cirkel is aandacht nodig voor de ernstige verslaving van de verdachte, zijn kwetsbaarheden vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek en zijn sociaal-maatschappelijke omstandigheden. Een behandeling in een verslavingskliniek met oog voor de persoonlijkheidspathologie en als doel resocialisatie kan hieraan mogelijk bijdragen. Haveman en Kuipers schrijven in hun rapportage dat vanwege de weigerende houding van de verdachte geen gestandaardiseerde risicotaxatie kon worden verricht. Zij merken op dat in algemene zin kan worden gesteld dat de vastgestelde gebrekkige ontwikkeling de verdachte kwetsbaar en beïnvloedbaar kan maken in zijn denken en handelen, zeker wanneer daarnaast ook sprake is van gebruik van middelen.
In de reclasseringsrapportage d.d. 17 november 2020 wordt geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico. Tezamen met de ernstige verslaving- en persoonlijkheidsproblematiek, het vastgestelde patroon in justitiecontacten, de instabiliteit op alle levensdomeinen en de absentie van protectieve factoren, wordt een gedwongen behandelinterventie, met bijpassend resocialisatietraject, als cruciaal beschouwd door de reclassering. Blijkens eerdere reclasseringscontacten is het ambulante kader, in de vorm van een voorwaardelijke veroordeling, onvoldoende in staat gebleken om het recidiverisico (duurzaam ) positief te beïnvloeden. Een voorwaardelijk strafdeel is dus ontoereikend. Een voorwaardelijke veroordeling kent voor zowel het noodzakelijk geachte klinische als het daaropvolgende resocialisatietraject te weinig borging. Gelet op het hoge recidiverisico is het onverantwoord om de mogelijkheid te aanvaarden dat de verdachte een strafrestant kan uitzitten waarna hij zonder behandelinterventie, en aansluitend resocialisatietraject, terugkeert in de maatschappij. Tevens wordt de slagingskans van de maatregel tbs met voorwaarden als verwaarloosbaar ingeschat. De reclassering heeft geen enkel aanknopingspunt om te mogen verwachten dat verdachte zich (blijvend) kan conformeren aan de geformuleerde, doch afgeraden, voorwaarden binnen de bijbehorende tbs-modaliteit. Naast de gewichtige inhoudelijke contra-indicaties, ten aanzien van een voorwaardelijke veroordeling of maatregel, is de praktische haalbaarheid uitgesloten. Alles overziend bepleit het gewelddadige delictpatroon, de ernstige verslavingsproblematiek en de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis een gedwongen behandelinterventie, met bijpassend stringent resocialisatietraject. Dit maakt een advies tot een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege onontbeerlijk.
Gelet op de aard en ernst van de feiten waaraan de verdachte zich heeft schuldig gemaakt - zonder kennelijke aanleiding - bezien in het licht van de in voornoemde rapportages beschreven persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek van de verdachte en de overwegingen van de gedragsdeskundigen over de risico’s op herhaling zonder behandeling, die het hof mede beziet tegen de achtergrond van de justitiële documentatie van de verdachte, is het hof met de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de tbs-maatregel eist. Het hof neemt hierin mee dat de ernst van de geweldsincidenten in de loop van de tijd is toegenomen, hetgeen onder meer bevestiging vindt in het justitiële uittreksel en de thans bewezenverklaarde feiten. De verdachte heeft door te volharden in zijn weigering medewerking te verlenen aan met het oog op rapportage door gedragsdeskundigen te verrichten onderzoek, iedere opening naar een onderzoek naar het bestaan van andere modaliteiten van beteugeling van herhalingsgevaar onmogelijk gemaakt.
Het hof overweegt dat het, gezien de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de verdachte, de noodzaak tot behandeling hiervan, de weigerachtige houding van de verdachte ten opzichte van een dergelijke behandeling, de omvangrijke justitiële documentatie van de verdachte en het door de reclassering als hoog ingeschatte recidiverisico, onverantwoord is om de verdachte onbehandeld te laten terugkeren in de maatschappij. Het hof is met de rechtbank dan ook van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege eist.
De tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege wordt mede opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de maatregel niet in tijd is beperkt.
Oplegging van gevangenisstraf
De aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van het hof in beginsel de oplegging van een langdurige gevangenisstraf. Omdat aan de verdachte eveneens de maatregel tot terbeschikkingstelling zal worden opgelegd en het hof van oordeel is dat de verdachte zo snel mogelijk moet worden behandeld, zal het hof de verdachte een gevangenisstraf van minder lange duur opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Alles afwegende zal het hof, net zoals de rechtbank, de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.419,77, bestaande uit € 419,77 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.419,77. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 419,77.
Voorts is het hof van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 primair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft immers zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Daarnaast blijkt uit de toelichting bij het voegingsformulier, alsmede uit hetgeen haar advocaat tijdens de terechtzitting van het hof namens haar naar voren heeft gebracht dat zij ook psychisch letsel heeft opgelopen, waarvoor zij thans een traumabehandeling ondergaat. Namens de benadeelde partij is concreet en gemotiveerd aangevoerd dat de gebeurtenis nog altijd een grote impact heeft op haar leven. Het hof waardeert de door de benadeelde partij geleden immateriële schade op een bedrag van € 3.000,00.
De verdachte is tot vergoeding van de bovengenoemde schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 3.419,77, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 .
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 14 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken in de zaak met parketnummer 16-026057-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de tenuitvoerlegging van de bovengenoemde voorwaardelijk opgelegde straf reeds is gelast bij het arrest van het hof van 13 december 2019 in de zaak met parketnummer 21-002693-18 en dat deze zaak inmiddels onherroepelijk is. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 63, 282, 285a, 287, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Bepaalt dat de duur van deze maatregel niet is gemaximeerd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 4 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.419,77 (drieduizend vierhonderdnegentien euro en zevenenzeventig cent) bestaande uit € 419,77 (vierhonderdnegentien euro en zevenenzeventig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 4 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.419,77 (drieduizend vierhonderdnegentien euro en zevenenzeventig cent) bestaande uit € 419,77 (vierhonderdnegentien euro en zevenenzeventig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 44 (vierenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 9 augustus 2019 .

Vordering tenuitvoerlegging

Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland van 6 december 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 14 maart 2016 in de zaak met parketnummer 16-026057-16 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en op 22 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om (kopieën conform de originele) processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van relaas, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (pag. 2).
3.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] (pag. 39 e.v.).
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] (pag. 55 e.v.).
5.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] (pag. 39 e.v.).
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] (pag. 87 e.v.).
7.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] (pag. 55 e.v.).
8.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] (pag. 76 e.v.) en proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] (pag. 87 e.v.).
9.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] (pag. 66 e.v.).
10.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] (pag. 74 e.v.) en proces-verbaal van bevindingen betreffende de uitwerking van het opgenomen gesprek met de kinderen, opgemaakt door E.M. Dekens (nagezonden).
11.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] (pag. 66 e.v.).
12.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] (pag. 76 e.v.).
13.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] (pag. 28 e.v.).
14.Een geschrift, te weten een letselrapportage d.d. 9 augustus 2019 betreffende [slachtoffer] (pag. 37 e.v.).
15.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde partij] (pag. 24 e.v.).
16.Een geschrift, te weten een letselrapportage d.d. 14 augustus 2019 betreffende [benadeelde partij] (pag. 132 e.v.).