ECLI:NL:GHARL:2022:3213
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure betreffende minderjarige
In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2022 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.H. Weermeijer-Patist, in een civiele procedure die betrekking had op de minderjarige dochter van verzoeker en de wederpartij. Tijdens een mondelinge behandeling op 3 maart 2022 heeft verzoeker mr. J.B. de Groot, de voorzitter van de zitting, gewraakt. De gronden voor de wraking waren dat verzoeker zich onheus bejegend voelde door de voorzitter en dat hij geen vertrouwen meer had in een goede afloop van de zaak door de wijze van regievoering van de voorzitter.
De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat verzoeker ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek, dat mondeling was gedaan na aanvang van de zitting. De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek onderzocht en geconcludeerd dat de voorzitter, mr. J.B. de Groot, niet vooringenomen was en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer benadrukte dat rechters een grote vrijheid hebben in het voeren van de regie op de zitting en dat de wijze waarop mr. J.B. de Groot dit deed, niet automatisch leidt tot een conclusie van partijdigheid.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij de beslissing is genomen door mrs. Ch.E. Bethlem, R.F.C. Spek en M.E. van Wees, en openbaar is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.