Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Het verdere verloop blijkt uit het proces-verbaal van de meervoudige mondelinge behandeling van 5 april 2022. Beide partijen hadden tevoren producties ingestuurd, die tot het procesdossier zijn gaan behoren.
2.Samenvatting en beslissing
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
persoonlijkonrechtmatig, door voor zichzelf – in casino’s –substantiële bedragen op te nemen van de zakelijke rekeningen waarop de gemeente de pgb-gelden bijschreef ten behoeve van het verlenen van zorg aan de cliënten van VHD en VBW. Dat geldt temeer omdat [appellante] als directeur van twee zorginstellingen gemeenschapsgeld onder haar hoede had en zij als bestuurder van deze ondernemingen de plicht had om een goede administratie te voeren. Daar past niet bij het met grote regelmaat doen van (grote) pintransacties ten eigen behoeve en het voortdurend heen en weer schuiven van bedragen tussen de privé- en zakelijke rekeningen zonder dat inzicht bestond ( [appellante] heeft ook niet gesteld dat dat inzicht er wel was) in de hoogte van de bedragen die [appellante] per saldo nog aan de ondernemingen verschuldigd was. Vaststaat in ieder geval dat zij in verband met de pintransacties in de casino’s nog steeds geld schuldig is aan deze zorgondernemingen. Haar stellingen dat zij een fors eigen vermogen had, winst heeft gemaakt, gerechtigd was tot de zakelijke rekeningen en de uitgegeven bedragen haar toekwamen, zijn in het licht van de betwistingen van de gemeente onvoldoende toegelicht en maken het voorgaande niet anders. Ook wanneer het hof aanneemt dat het [appellante] vrijstond om zichzelf, door middel van bijvoorbeeld een dividenduitkering, winst uit te keren, geldt dat zij in dit geval – terwijl zij daarnaast een bruto jaarsalaris van € 143.700 ontving – rechtstreeks gebruik maakte van zakelijke rekeningen, zonder zichzelf eerst op een inzichtelijke manier dividend/winst uit te keren. De stelling dat zij haar eigen vermogen heeft aangewend voor de pintransacties in het casino heeft [appellante] onvoldoende onderbouwd, alleen al niet omdat zij geen inzicht geeft in de hoogte van het eigen vermogen en de reden waarom het nog openstaande saldo van de in de casino’s gedane pintransacties van de zakelijke rekeningen, haar toe zou komen. In dit kader merkt het hof nog op dat als onbetwist vaststaat dat [appellante] met de privégeldopnames boven de norm voor bezoldiging van bestuurders uitkwam zoals opgenomen in de Wet normering topinkomens.