ECLI:NL:GHARL:2022:325

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
20/01092
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake legesheffing voor ontheffing geslotenverklaring in de gemeente Rijssen-Holten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de legesheffing van € 46,80 die aan belanghebbende, een B.V. gevestigd in Rijssen-Holten, was opgelegd voor het aanvragen van een ontheffing van een geslotenverklaring voor motorvoertuigen. De heffingsambtenaar van de gemeente Rijssen-Holten had de legesheffing gehandhaafd na een bezwaarschrift van belanghebbende, die eerder in beroep was gegaan bij de rechtbank Overijssel. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.

De geslotenverklaring voor motorvoertuigen in het buitengebied van Rijssen-Holten geldt op bepaalde wegen en is vastgelegd in een verkeersbesluit. Belanghebbende had percelen in eigendom die direct aan deze wegen grenzen en had een ontheffing aangevraagd op basis van de beleidsregel ontheffingen geslotenverklaringen. Het Hof oordeelde dat de legesheffing terecht was opgelegd, aangezien de aanvraag voor de ontheffing was ingediend en in behandeling was genomen, wat een verleende dienst inhoudt waarvoor leges verschuldigd zijn. Het Hof verwierp ook het argument van belanghebbende dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat de andere families die ontheffingen hadden ontvangen, dit deden onder een eerder beleid dat niet meer van toepassing was.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de legesheffing niet in strijd was met het eigendomsrecht van belanghebbende. De beslissing van het Hof houdt in dat de legesheffing van € 46,80 rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 20/01092
uitspraakdatum: 18 januari 2022
Uitspraak van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 6 november 2020, nummer Awb 19/2314, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan
de gemeente Rijssen-Holten(hierna: de heffingsambtenaar).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft een legesnota uitgereikt ter hoogte van € 46,80.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de legesheffing gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [naam1] en namens de heffingsambtenaar, [naam2] bijgestaan door drs. [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
In het buitengebied van de gemeente Rijssen-Holten geldt een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen op onder andere (gedeeltes van) de [straatnaam1] en de [straatnaam2] . De geslotenverklaring voor motorvoertuigen op deze weggedeeltes geldt van maandag tot en met vrijdag van 06.00 uur tot 09.00 uur en van 16.00 uur tot 19.00 uur. Uitgezonderd zijn aanwonenden en exploitatie van aanliggende percelen. Dit is laatstelijk vastgelegd in een verkeersbesluit van 5 december 2006.
2.2.
Belanghebbende heeft percelen op [belanghebbende] in eigendom en beheer. Een deel van deze percelen ligt rechtstreeks aan de wegen waarvoor de geslotenverklaring geldt. Voor het bereiken van het landgoed wordt gebruik gemaakt van de [straatnaam2] en de [straatnaam1] .
2.3.
Op 27 december 2018 is de Beleidsregel ontheffingen geslotenverklaringen buitengebied Rijssen-Holten gepubliceerd en op 28 december 2018 is deze beleidsregel in werking getreden. Hierin is onder meer opgenomen:
“Artikel 4 Procedure
Op de behandeling van de aanvraag is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Een ontheffing is een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. De procedure is globaal als volgt:
  • De aanvraag bestaat uit een ingevuld aanvraagformulier dat via de post, balie of digitaal wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.
  • De aanvraag wordt door de behandelend ambtenaar getoetst, die via mandaat namens het college op de aanvraag beslist.
  • Binnen 8 weken ontvangt de aanvrager een beslissing op de aanvraag.
  • Bij een besluit tot weigering van de ontheffing, heeft de aanvrager de mogelijkheid binnen 6 weken bezwaar in te dienen bij het college.
  • De legeskosten voor het in behandeling nemen van de aanvraag (tarief zie Legesverordening) worden bij de aanvrager in rekening gebracht door toezending van een factuur.
Artikel 5 Criteria voor ontheffingverlening
(…) Een ontheffing wordt alleen verleend indien de noodzaak daarvoor door de aanvrager kan worden aangetoond. In de volgende situaties wordt geacht een noodzaak voor een ontheffing aanwezig te zijn.
1.
Direct aanwonendenDeze categorie heeft automatisch ontheffing, op grond van het onderbord. Zij kunnen desgewenst op aanvraag een schriftelijke bevestiging krijgen, in de vorm van een ontheffing.
2.
Bewoners en bedrijven in buitengebied Rijssen-HoltenBewoners en bedrijven in het buitengebied die binnen een ontheffingengebied wonen/gevestigd zijn, dat op bijlage 1 of bijlage 2 bij deze beleidsregel is aangegeven, kunnen voor een ontheffing in aanmerking komen.
3.
Ontheffingen voor overige particuliere doeleindenAanvragers die vaak bij een bestemming moeten zijn, die binnen een ontheffingengebied ligt, dat op bijlage 1 of bijlage 2 bij deze beleidsregel is aangegeven, kunnen voor een ontheffing in aanmerking komen. Bij deze categorie kan het bijvoorbeeld gaan om mensen die weidegrond in gebruik hebben voor het houden van vee of een paard in stalling hebben staan nabij de afgesloten weggedeelten. Ook kan gedacht worden aan een aanvrager die bijvoorbeeld mantelzorg verleent aan iemand, die binnen een ontheffingengebied woont. Voor de toekenning van een ontheffing moet het aannemelijk zijn dat de aanvrager gemiddeld minimaal 1 keer per week bij de betreffende bestemming moet zijn.
4.
Bedrijven en instellingenBedrijven en instellingen die voor de uitvoering van hun taken vaak bij woningen, bedrijven of plaatsen moeten zijn, die in de nabijheid van de afgesloten weggedeelten liggen, komen voor een ontheffing in aanmerking. Te denken valt aan bijvoorbeeld artsen, zorgverleners, post-/krantenbezorgers, taxibedrijven en bedrijven die diensten verlenen aan agrariërs en/of veehouders. Ook voor de periodieke bevoorrading van bedrijven in het buitengebied kunnen ontheffingen worden verleend. Verder kunnen agrarische ondernemingen en veehouders, die voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van de afgesloten wegen als toegangs- of verbindingsweg naar hun (weide)gronden voor een ontheffing in aanmerking komen.
(…)
Artikel 6 Voorschriften
1. Aan de ontheffing wordt een aantal standaardvoorschriften verbonden. Aan een ontheffing kunnen extra voorschriften verbonden worden, indien het college dit nodig acht.
2. De houder van de ontheffing moet de ontheffing of een kopie daarvan bij gebruik kunnen tonen aan de ambtenaren, die belast zijn met het toezicht op de naleving van de genoemde verkeersmaatregelen. Onder een kopie wordt mede verstaan een afbeelding van de ontheffing op een smartphone, laptop, tablet of ander mobiel digitaal apparaat of toestel.
Artikel 7 Geldigheidsduur ontheffing
1. Een ontheffing voor direct aanwonenden en voor bewoners en bedrijven in het buitengebied (categorieën aanvragers onder artikel 5, lid 1 en lid 2) wordt voor onbepaalde tijd verleend. De ontheffing is geldig zolang het adres, dat aan de ontheffing is gekoppeld, niet verandert.
2. Een ontheffing voor overige particuliere doeleinden en voor bedrijven en instellingen (categorieën aanvragers onder artikel 5, lid 3 en lid 4) wordt voor de periode van maximaal 5 jaar verleend. Na afloop van de geldigheid van de ontheffing kan de houder opnieuw een ontheffing aanvragen.
(…)”
2.4.
Belanghebbende heeft een brief van 17 januari 2019 van de behandelend ambtenaar van het Team Ruimte | Toezicht en Ondersteuning van de gemeente Rijssen-Holten in het geding gebracht. In deze brief staat onder meer te lezen:
“Beste mevrouw [naam4] ,
Het ontheffingenbeleid geslotenverklaringen is aangepast. Met deze brief ontvangt u een nieuwe ontheffing. Hierna leest u wat de ontheffing inhoudt.
Wat houdt de ontheffing in?
Ik verleen u ontheffing van de geslotenverklaringen voor motorvoertuigen op de volgende wegen in [vestigingsplaats] :
• [straatnaam1] ;
• [straatnaam2] .
De bevoegdheid tot het verlenen van ontheffingen van verkeersmaatregelen is vastgelegd in artikel 149 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.
Wat zijn de voorschriften?
1. Deze ontheffing is geldig zolang u woonachtig bent op het adres [straatnaam3] in [vestigingsplaats] .
2. Bij gebruikmaking van de ontheffing tijdens controle bent u verplicht deze of een kopie daarvan te laten zien aan de ambtenaar die de controle uitvoert. Dit kan ook door een foto van de ontheffing op u
telefoon te bewaren en deze afbeelding bij controle te laten zien.
3. De eerder aan u verleende ontheffing vervalt hierbij.”
2.5.
Op 9 september 2019 heeft belanghebbende bij het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten (hierna: het college) om een ontheffing gevraagd van de geslotenverklaringen voor motorvoertuigen die dagelijks tijdens bepaalde uren gelden op de [straatnaam1] en [straatnaam2] . Dat verzoek is namens belanghebbende nader toegelicht in e-mails van [naam1] aan het college van 23 en 26 september 2019.
2.6.
Bij besluit van 30 september 2019 heeft de onder 2.4 genoemde ambtenaar de gevraagde ontheffing namens het college aan belanghebbende verleend. Daarbij is bepaald dat de ontheffing geldig is voor 5 jaar en dat de volgende personen gebruik mogen maken van de ontheffing: [naam1] , [naam5] , [naam6] , [naam1] en [naam7] .
2.7.
Bij brief van eveneens 30 september 2019 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende voor het in behandeling nemen van haar aanvraag een legesnota van € 46,80 uitgereikt.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de legesheffing van € 46,80 terecht is.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De Rechtbank heeft als volgt overwogen. (Hierbij dient voor ‘eiseres’ ‘belanghebbende’ te worden gelezen en voor ‘verweerder’ ‘de heffingsambtenaar’.)
“Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Artikel 2, aanhef en onder a, van de Legesverordening van de gemeente Rijssen-Holten 2019 bepaalt dat onder de naam ‘leges’ rechten worden geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Ingevolge artikel 1.18.1. van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening (hierna: de Tarieventabel) bedraagt het tarief van de leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 € 46,80.
Vaststaat dat eiseres op 26 september 2019 een aanvraag heeft ingediend voor een ontheffing van de geslotenverklaring zoals vermeld onder 2 (
Hof: 2.1).
Deze aanvraag is in behandeling genomen waarmee sprake is van een verleende dienst waarvoor ingevolge de Legesverordening en de tarieventabel leges verschuldigd zijn.
Dat de aanvraag is ingediend op grond van onjuiste informatie verstrekt door een medewerker van verweerder is niet gebleken.
Voor zover eiseres van mening is dat de geslotenverklaring waar onderhavige ontheffing op ziet niet rechtmatig is wegens onaanvaardbare aantasting van het grondrecht van eigendom, geldt dat eiseres tegen het besluit tot geslotenverklaring rechtsmiddelen had kunnen aanwenden. Het betreffende verkeersbesluit van 5 december 2006 heeft inmiddels formele rechtskracht, zodat van de rechtmatigheid ervan in deze procedure dient te worden uitgegaan.
Dat eiseres door de geslotenverklaring, naar zij stelt, genoodzaakt was om een ontheffing aan te vragen is - wat hiervan ook zij - niet relevant voor beoordeling of sprake is van een dienst waarvoor leges mag worden geheven.”
Het Hof acht deze overwegingen van de Rechtbank juist, en maakt deze tot de zijne.
4.2.
Belanghebbende heeft voorts in beroep en in hoger beroep gesteld dat meerdere aanwonende families (de families [naam4] , [naam8] en [naam9] ) in 2019 een nieuw ontheffingsbesluit hebben ontvangen, zonder dat daarbij leges in rekening zijn gebracht. Hiertoe heeft zij de brief aan mevrouw [naam4] (zie 2.4) ingebracht. Belanghebbende is van mening dat hiermee het gelijkheidsbeginsel is geschonden, en ook haar eigendomsrecht, nu aan haar leges in rekening zijn gebracht, terwijl zij een aantal direct aan de gesloten verklaarde [straatnaam1] gelegen percelen in eigendom heeft, en is gevestigd op de [straatnaam3] te [vestigingsplaats] , welke weg alleen via de [straatnaam1] bereikbaar is. Zij is van mening dat aan haar ook ambtshalve (zonder aanvraag) een ontheffing had moeten worden verleend. De heffingsambtenaar heeft erkend dat ten aanzien van aanvragen tot ontheffingen die vóór december 2018 zijn gehonoreerd niet consequent leges in rekening zijn gebracht, terwijl de legesverordening van destijds daar wel een tarief voor kende. Hij heeft ook gesteld dat vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe beleid (eind 2018, zie 2.3) zonder uitzondering leges in rekening zijn gebracht voor nieuwe aanvragen, dus (bijvoorbeeld) ook aan familieleden van de door belanghebbende genoemde families die nog niet eerder een ontheffing hadden aangevraagd, omdat zij (bijvoorbeeld) daarvóór de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt. Aan de personen, die belanghebbende heeft genoemd, is vóór de inwerkingtreding van het huidige ontheffingenbeleid een ontheffing voor onbepaalde tijd verleend, waardoor er conform de toen gangbare gedragslijn geen leges in rekening zijn gebracht. De ontheffingen van deze personen zijn met de inwerkingtreding van het huidige ontheffingenbeleid ambtshalve vernieuwd, waarbij er geen nieuwe aanvragen zijn ingediend. Voor de ambtshalve vernieuwing van de bewonersontheffingen zijn – conform de Legesverordening - geen leges in rekening gebracht.
4.3.
Het Hof verstaat de grief van belanghebbende als volgt. Belanghebbende is van mening dat zij, evenals de door haar genoemde families, onbeperkt, en zonder gemeentelijke heffingen, toegang moet kunnen hebben via de onder 2.1 genoemde weg tot haar landgoederen. Volgens haar is het gelijkheidsbeginsel geschonden, omdat aan haar een legesheffing is opgelegd terzake van haar (in 2.5 genoemde) aanvraag tot ontheffing, terwijl aan de door haar genoemde families ontheffing is verleend, zonder dat hen een legesheffing is opgelegd.
4.4.
Naar het oordeel van het Hof is het geval van belanghebbende niet gelijk aan de gevallen van de door haar genoemde families. Deze families hebben namelijk onder het beleid dat gold tot eind 2018 een ontheffing aangevraagd en verkregen voor onbepaalde tijd. Vervolgens zijn de ontheffingen aan deze families na inwerkingtreding van de nieuwe beleidsregel ambtshalve, zonder aanvraag, vervangen door een nieuwe beschikking (zie 2.4). De heffingsambtenaar heeft onweersproken gesteld dat het beleid om geen leges terzake van aanvragen om ontheffing in rekening te brengen is beëindigd per eind 2018, met de inwerkingtreding van de beleidsregel genoemd in 2.3, en dat vanaf die inwerkingtreding consequent leges ten aanzien van aanvragen zijn geheven. Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende vóór de inwerkingtreding van dit nieuwe beleid een aanvraag tot ontheffing heeft ingediend. Het Hof is van oordeel dat, nu belanghebbende haar aanvraag heeft gedaan in de periode dat het nieuwe beleid van toepassing was, en de door haar genoemde andere gevallen al beschikten over ontheffingen, en dus geen aanvragen tot ontheffing hebben ingediend vanaf het moment dat het nieuwe beleid van kracht was, er geen sprake is van gelijke gevallen, zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt.
4.5.
Voor zover belanghebbende ook bedoeld heeft te stellen dat met de heffing van leges terzake van haar aanvraag om ontheffing haar eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: artikel 1 EP) is geschonden, overweegt het Hof als volgt. Artikel 1 EP laat de regelgever bij de heffing en invordering van belastingen en retributies een ruime beoordelingsmarge. Die marge heeft de regelgever niet overschreden met het heffen van leges voor het verlenen van een dienst, te weten: het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een tarief van € 46,80, aangezien van een dergelijke heffing niet kan worden gezegd dat deze elke redelijke grond ontbeert. Het betoog van belanghebbende faalt derhalve.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Harthoorn, raadsheer, in tegenwoordigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2022
De raadsheer,
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
M. Harthoorn
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 januari 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.