In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door de huurder van een benedenwoning tegen de verhuurders, die ook de eigenaren zijn van de bovenwoning. De huurder vordert herstel van rookkanalen die tijdens verbouwingswerkzaamheden zijn verwijderd zonder dat hij daarvan op de hoogte was gesteld. De voorzieningenrechter heeft de verhuurders veroordeeld tot herstel van de rookkanalen binnen vier weken, met een dwangsom van € 500,- per dag bij niet-nakoming. De verhuurders hebben in hoger beroep grieven ingediend tegen deze veroordeling, onder andere omdat zij stellen dat herstel onmogelijk is en onredelijk hoge kosten met zich meebrengt. Het hof oordeelt dat er sprake is van een gebrek in de zin van het huurrecht en dat de verhuurders gehouden zijn tot herstel. Echter, het hof staat de verhuurders toe om alternatieve oplossingen aan te bieden, zoals het aanleggen van elektrische verwarming of centrale verwarming op gas, mits zij de kosten voor hun rekening nemen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, maar met aanvullende gronden over de wijze van herstel. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.