In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft [appellante] Holding B.V., die in hoger beroep ging tegen de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder vonnissen gewezen in een geschil tussen [appellante] Holding en [erflater]. De procedure in hoger beroep begon met een dagvaarding op 18 september 2019, maar deze werd niet tijdig ingediend bij de griffie, wat leidde tot een herstelexploot op 14 februari 2020. Dit herstelexploot werd echter ook niet tijdig ingediend, waardoor het hof oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was. Het hof overwoog dat de appellant, [appellante] Holding, niet had voldaan aan de vereisten van artikel 125 Rv, wat resulteerde in de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof verklaarde [appellante] Holding niet-ontvankelijk in haar hoger beroep en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van de geïntimeerden op nihil werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van processtukken in hoger beroep en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen.