Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de vader een verzoek ingediend om compensatie van zijn reiskosten in verband met de zorgregeling voor zijn minderjarige kind, na de verhuizing van de moeder. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun kind, dat bij de moeder woont. De rechtbank Midden-Nederland had eerder bepaald dat de moeder € 71,- per maand aan de vader moest betalen ter compensatie van de reiskosten. De vader is het niet eens met dit bedrag en vraagt het hof om dit te verhogen naar € 115,- per maand. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn verzoek om een beschermingsonderzoek ingetrokken, omdat dit al was uitgevoerd.
De moeder verzet zich tegen de verzoeken van de vader en stelt dat de kosten van het vervoer niet zo hoog zijn als de vader beweert. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en heeft vastgesteld dat de rechtbank een vergoeding van € 0,19 per kilometer heeft gehanteerd, wat volgens het hof niet kostendekkend is. Het hof heeft daarom besloten om de vergoeding te verhogen naar € 0,25 per kilometer, wat leidt tot een maandelijkse vergoeding van € 93,-. De vader heeft niet onderbouwd waarom de ingangsdatum van de vergoeding anders zou moeten zijn dan de datum van de bestreden beschikking. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe vergoeding vastgesteld, terwijl de proceskosten worden gecompenseerd.