ECLI:NL:GHARL:2022:3626

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
21-003689-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzet- en schuldheling na onderzoek naar de herkomst van voertuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor schuldheling en had een taakstraf opgelegd gekregen. In hoger beroep heeft de verdachte aangevoerd dat hij niet wist dat de voertuigen van misdrijf afkomstig waren. Het hof heeft het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2022 en de eerdere zitting in eerste aanleg in overweging genomen. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis van de rechtbank te bevestigen, maar het hof kwam tot een andere bewijsbeslissing.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, die een autobedrijf heeft, de voertuigen had opgeslagen voor personen uit Roemenië of Bulgarije. Hij had een vertrouwensband met deze personen en had de voertuigen gecontroleerd op eventuele diefstalregistraties. Het hof oordeelde dat er geen wettig bewijs was dat de verdachte wist dat de voertuigen van misdrijf afkomstig waren. Ook was er geen sprake van grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid, aangezien de verdachte al vijf jaar samenwerkte met deze groep en geen eerdere problemen had ondervonden. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van zowel opzet- als schuldheling.

De beslissing van het hof vernietigt het eerdere vonnis en spreekt de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij het tenlastegelegde heeft begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003689-21
Uitspraak d.d.: 29 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 3 augustus 2021 met parketnummer 18-109944-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.L.A.M. Pluijmakers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 3 augustus 2021 de verdachte ter zake van de tenlastegelegde schuldheling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarden heeft de rechtbank een meldplicht en een gedragsinterventie opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 november 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een personenauto van het merk Mercedes CLS 500 en/of een personenauto van het merk Opel Agila en/of een personenauto van het merk Peugeot 208, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de (impliciet) subsidiair tenlastegelegde schuldheling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Hiertoe heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachte niet wist en ook niet redelijkerwijs kon vermoeden dat de in de tenlastelegging genoemde voertuigen van misdrijf afkomstig waren.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Uit het dossier volgt dat verbalisanten op 2 november 2020, naar aanleiding van een tip, naar de loods van verdachte zijn gegaan omdat hier een gestolen voertuig zou staan. Toen de verbalisanten de loods – met medewerking van de vader van verdachte – waren binnengetreden, troffen ze in totaal drie gestolen voertuigen aan. Bij de politie en ter terechtzitting bij de rechtbank en het hof heeft verdachte verklaard dat hij een eigen autobedrijf heeft en dat hij weleens auto’s voor de export krijgt. De auto’s die achteraf van diefstal afkomstig bleken te zijn, had verdachte opgeslagen voor personen uit Roemenië of Bulgarije. De verdachte en deze groep personen werkten al ongeveer vijf jaar samen. Per auto kreeg verdachte € 75,-. Verdachte heeft verklaard dat hij de auto’s in de beginperiode van zijn samenwerking met deze Roemenen/Bulgaren controleerde, maar dat hier nooit iets bijzonders uit naar voren kwam. Daarnaast had verdachte een vertrouwensband met de groep opgebouwd. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij twee van de drie in de tenlastelegging genoemde auto’s heeft gecontroleerd met de app Finnik, waarbij hij onder andere heeft gekeken of de voertuigen als gestolen stonden geregistreerd. Uit deze controle kwam niets bijzonders naar voren.
Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte ten tijde van de verkrijging van de voertuigen wist dat de in de tenlastelegging genoemde voertuigen van misdrijf afkomstig waren. Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van de (impliciet) primair tenlastegelegde opzetheling van deze goederen.
Ten aanzien van de tenlastegelegde schuldheling overweegt het hof als volgt. Schuldheling vereist dat ten tijde van het voorhanden krijgen van een goed sprake is van schuld ten aanzien van de omstandigheid dat het betreffende goed door misdrijf is verkregen. In de wettekst vindt dit uitdrukking in de woorden “redelijkerwijs moeten vermoeden”.
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat het hier gaat om "grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid". Daarvan is sprake, indien de verdachte in de gegeven omstandigheden bij enig nadenken had kunnen vermoeden dat het goed van misdrijf afkomstig was en hij derhalve zonder nader onderzoek niet had mogen handelen. Aan het vereiste van een grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid kan onder meer zijn voldaan, indien de verdachte goederen voorhanden krijgt van hem onbekende personen.
Het hof overweegt dat verdachte al vijf jaren voor dezelfde groep Bulgaren/Roemenen auto’s opsloeg en hier nooit problemen mee heeft gehad. Daarnaast heeft verdachte nader onderzoek gedaan bij twee van de drie auto’s door deze te controleren via een app. Uit deze controle, waarbij verdachte onder meer heeft gekeken of de voertuigen als gestolen geregistreerd stonden, zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. Het hof is op basis hiervan van oordeel dat voor zover verdachte niet volledig aan zijn zorgplicht zou hebben voldaan, hij deze zorgplicht in ieder geval niet in die mate geschonden heeft dat sprake is van een grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van de (impliciet) subsidiair tenlastegelegde schuldheling.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 29 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.A. Versteeg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.