ECLI:NL:GHARL:2022:3845

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
Wahv 200.277.575/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • A. Eskandari
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging sanctiebeschikking wegens onvoldoende bewijs van bebording binnen bebouwde kom

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 3 februari 2020 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De betrokkene was als kentekenhouder een sanctie opgelegd van € 94,- voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 11 km/h op 28 december 2018. De gemachtigde van de betrokkene betwistte de aanwezigheid van het bord H1 op de gereden route, wat cruciaal was voor de vaststelling van de gedraging. Het hof oordeelde dat de advocaat-generaal onvoldoende bewijs had geleverd dat het bord H1 daadwerkelijk aanwezig was op de door de betrokkene gevolgde route. De documenten die door de advocaat-generaal waren ingediend, gaven geen duidelijkheid over de controle van de bebording. Het hof concludeerde dat de inleidende beschikking niet in stand kon blijven en vernietigde de beslissing van de kantonrechter. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.354,50.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.277.575/01
CJIB-nummer
: 222501462
Uitspraak d.d.
: 16 mei 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Midden-Nederland van 3 februari 2020, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 94,- voor: “Overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 11 km/h”. Deze gedraging zou zijn verricht op 28 december 2018 om 19:39 uur op de Nieuw-Loosdrechtsedijk in Loosdrecht met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde omschrijft de door betrokkene gereden route. Op deze route is de betrokkene geen bord H1 gepasseerd. Uit de stukken blijkt ook niet dat op die route sprake is van een H1 bord. Gelet hierop kan de gedraging niet worden vastgesteld. De gemachtigde wijst in dit verband op (overweging 8 van) het arrest van het hof van 28 februari 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:1803).
3. In het zaakoverzicht dat zich in het dossier bevindt is vermeld dat de gedraging geautomatiseerd is vastgelegd met een goedgekeurd snelheidsmeetmiddel bestaande uit radarapparatuur die is gemonteerd in een flitspaal, dat de maximum snelheid ter plaatse 50 km/h bedraagt en dat de gedraging plaatsvond binnen de bebouwde kom.
4. Het hof heeft in het door de gemachtigde genoemde arrest voor deze situatie overwogen dat er aanleiding voor nader onderzoek naar de bebording bestaat als de betrokkene die stelt dat deugdelijke bebording ontbrak, heeft aangegeven welke route de bestuurder heeft afgelegd om zijn bestemming te bereiken (zie in dit verband overweging 8).
5. Bij het verweerschrift heeft de advocaat-generaal twee documenten met tabellen gevoegd. De tabellen bevatten kolommen met onder meer straatnamen, data (respectievelijk 1 februari 2018 en
13 januari 2019) en tijden.
6. In reactie hierop heeft de gemachtigde aangevoerd, dat met de door de advocaat-generaal ingebrachte documenten de betwisting van de bebording onvoldoende wordt weerlegd. Onduidelijk is wat voor documenten dit zijn, wat de advocaat-generaal hiermee beoogt duidelijk te maken, niet blijkt wie deze documenten heeft opgesteld, waarvoor deze documenten dienen en wat de gegevens betekenen die in de tabellen zijn opgenomen. Aan de hand van deze stukken kan in ieder geval niet worden vastgesteld dat op de door de betrokkene gevolgde toegangsweg het bord H1 geplaatst stond.
7. Het hof leidt uit deze tabellen af dat op de genoemde data schouwen van bebording bebouwde kom hebben plaatsgevonden. Er is echter niet gebleken door wie deze documenten zijn opgesteld en door wie de schouwen zijn uitgevoerd. De advocaat-generaal heeft in reactie op de nadere toelichting op het beroep hieromtrent geen helderheid verschaft. Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van het hof onvoldoende komen vast te staan dat op de door de gemachtigde omschreven toegangsweg tot de bebouwde kom ten tijde van de gedraging een bord H1 aanwezig was. Gelet hierop kan de inleidende beschikking niet in stand blijven. Het hof zal als volgt beslissen.
8. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter, een hoger beroepschrift en een nadere toelichting op het beroep dienen in totaal 3,5 punten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 541,- en voor het (hoger) beroep € 759,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van (1,5 x 0,5 x € 541,- + 2,5 x 0,5 x € 759,- =)
€ 1.354,50.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.354,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Eskandari als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken. De griffier is buiten staat om dit arrest te ondertekenen.