ECLI:NL:GHARL:2022:4163

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
Wahv 200.294.277/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
  • mr. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging sanctiebeschikking wegens onterecht niet staande houden van bestuurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een sanctie opgelegd aan de kentekenhouder op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. C.M.J.E.P. Meerts, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter die het beroep ongegrond had verklaard. De sanctie van € 140,- was opgelegd voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring op een weg in Oud-Beijerland. De betrokkene voerde aan dat er sprake was van bestemmingsverkeer en dat de ambtenaar ten onrechte geen staandehouding had verricht.

Het hof oordeelde dat de ambtenaar niet voldoende had onderbouwd waarom hij de bestuurder niet had kunnen staandehouden, ondanks dat er meerdere overtreders waren. De verklaring van de betrokkene dat zij haar tante wilde bezoeken, werd niet weerlegd door voldoende bewijs. Het hof concludeerde dat de ambtenaar ten onrechte had gehandeld door de sanctie aan de kentekenhouder op te leggen zonder de bestuurder staande te houden. Hierdoor werd de sanctiebeschikking vernietigd.

Daarnaast werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 1.354,50 bedroegen. Het hof verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de eerdere beslissingen van de kantonrechter en de officier van justitie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.294.277/01
CJIB-nummer
: 227010137
Uitspraak d.d.
: 24 mei 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2021, betreffende

[de betrokkene] B.V. (hierna: de betrokkene),

gevestigd te [vestigingsplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 140,- voor: “handelen in strijd met gesloten verklaring in beide richtingen weg (gedeelte) bestemd voor bep.categorie voertuigen.” Deze gedraging zou zijn verricht op 9 juli 2019 om 08:14 uur op de [adres] in Oud-Beijerland met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter het beroep ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Dat de betrokkene niet aannemelijk zou hebben gemaakt dat sprake is van bestemmingsverkeer is niet juist, gelet op de brief van 28 november 2019, waarin is verklaard dat de bestuurster een afspraak had bij “ [naam1] ”, [adres] , de kapsalon van haar tante. Omdat haar tante nog niet thuis was op het moment van aankomst is zij doorgereden naar de Agrimarkt, die ook vanaf de [adres] bereikbaar is en vervolgens weer teruggereden naar de kapsalon om geknipt te worden. Verder bestrijdt de betrokkene dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De enkele mededeling van de ambtenaar dat sprake was van meerdere overtreders is daartoe onvoldoende. Niet gebleken is hoeveel overtreders er waren of dat staandehouding gevaar voor de verkeersveiligheid had opgeleverd. Het door de advocaat-generaal in het geding gebrachte aanvullend proces-verbaal van 19 juli 2021 vermeldt dat de ambtenaar bezig was met een solo-controle. Hetgeen de ambtenaar heeft verklaard is volgens de gemachtigde onvoldoende om een reële mogelijkheid tot staandehouding uit te sluiten.
3. Uit het dossier blijkt dat de betreffende weg in beide richtingen gesloten is verklaard door middel van een bord C12 (gesloten voor alle motorvoertuigen) met onderbord “uitgezonderd bestemmings- en landbouwverkeer.”
4. De verklaring van de betrokkene, dat zij haar tante een de [adres] wilde bezoeken, wordt weerlegd door de verklaring van de ambtenaar, zoals opgenomen in het zaakoverzicht, dat het voertuig zonder te stoppen van de Beneden Oostdijk naar de supermarkt reed welke gelegen is buiten de geslotenverklaring. De gestelde afspraak is ook niet op enige wijze onderbouwd met stukken waaruit blijkt dat de bestuurster die ochtend de kapsalon heeft bezocht om te worden geknipt. Dit betekent dat de gedraging kan worden vastgesteld.
5. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
6. Uit de verklaring van de ambtenaar, zoals opgenomen in het zaakoverzicht, en de door haar opgemaakte processen-verbaal van 27 augustus 2019 en 19 juli 2021 blijkt dat de ambtenaar ten tijde van de waarneming van de gedraging alleen werkte, op een herkenbare dienstmotorfiets reed en niet is overgegaan tot staandehouding omdat er meerdere overtreders waren. Het voertuig van de betrokkene reed achter een vrachtwagen. Beiden gingen naar de supermarkt die buiten de geslotenverklaring aan de zijde van de Kwakscheweg is gelegen. Doordat minimaal twee voertuigen op dat moment mogelijk dezelfde overtreding plegen kan zij niet alle voertuigen staandehouden, aldus de ambtenaar.
7. Hetgeen de ambtenaar naar voren heeft gebracht vormt onvoldoende grond om vast te kunnen stellen dat er geen reële mogelijkheid voor staandehouding was. Uitgaand van de situatie dat twee voertuigen dezelfde overtreding plegen en vervolgens achter elkaar het terrein van de supermarkt oprijden en daar – naar het hof aanneemt – hun voertuigen parkeren, valt zonder verdere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat de ambtenaar niet (ten minste) één van de betreffende bestuurders kon staandehouden, bijvoorbeeld de betrokkene, en dan eventueel het andere voertuig op kenteken bekeuren. Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat de ambtenaar ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van de Wahv door – zoals het hof begrijpt – ten aanzien van beide geconstateerde gedragingen een sanctie op te leggen aan de desbetreffende kentekenhouder. Aan die onjuiste toepassing verbindt het hof de consequentie dat de beschikking, waarbij de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder is opgelegd, moet worden vernietigd. Het hof zal als volgt beslissen.
8. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van de beroepschriften bij de officier van justitie, de kantonrechter, het hof en het indienen van een nadere toelichting in hoger beroep dienen in totaal 3,5 procespunten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 541,- en voor het (hoger) beroep € 759,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.354,50 ((1,5 x € 541,- x 0,5) + (2,5 x € 759,- x 0,5)).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.354,50.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.