Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010. De vader, die in hoger beroep ging, verzocht om een omgangsregeling en om de minderjarige onder toezicht te stellen van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft de vader niet toegelaten in het leven van hun kind en er is sinds het uiteengaan van de ouders geen contact meer geweest tussen de vader en de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder de vader niet de ruimte geeft om een rol in het leven van de minderjarige te spelen, wat een ernstige bedreiging vormt voor de ontwikkeling van het kind. De moeder heeft in het verleden verschillende keren geweigerd om de minderjarige te informeren over zijn vader, wat het hof als zorgelijk beschouwt. Het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om ervoor te zorgen dat hij de kans krijgt om een relatie met zijn vader op te bouwen. De verzoeken van de vader om een omgangsregeling zijn afgewezen, omdat er momenteel geen basis is voor contact tussen de vader en de minderjarige. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland vernietigd voor zover deze de ondertoezichtstelling afwees en heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden.