ECLI:NL:GHARL:2022:4684
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van raadsheren in strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren E. de Witt en A.J. Rietveld. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een procedure die loopt onder de zaaknummers K21/210448 en K21/210449, waarin verzoekers klachten hebben ingediend op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoekers voerden aan dat mr. Rietveld, die eerder als officier van justitie heeft gewerkt, een onevenwichtige samenstelling van de raadkamer zou veroorzaken, terwijl de klacht betrekking heeft op het handelen van het openbaar ministerie. Ten aanzien van mr. De Witt werd gesteld dat zijn beslissing om een aanhoudingsverzoek af te wijzen blijk gaf van vooringenomenheid, vooral omdat verzoekers zich in een acute medische noodtoestand bevonden.
De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat mr. Rietveld eerder als officier van justitie heeft gewerkt, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. Evenzo werd het wrakingsverzoek tegen mr. De Witt afgewezen, omdat zijn beslissing om het aanhoudingsverzoek niet te honoreren niet als een indicatie van vooringenomenheid kon worden gezien. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims en dat er geen objectieve vrees voor partijdigheid was. Het verzoek tot wraking werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard.